Paul Geerts vertelde in het Tuinjournaal van de Nederlandse Tuinenstichting, augustus 1997 zijn verhaal.
Luxe eenvoud en bewuste schoonheid.
Veltem-Beisem is een dorp in Vlaams Brabant, tussen de kluwen Brusselse ringwegen en het Leuven van suikertaartstadhuis en studenten. Tussen de domeinen van Wespelaar, die we als NTs-donateurs al eens bezochten, en de Henkel waspoederfabrieken. Dezelfde tegenstelling vormt het huis van Paul Geerts en Magda Lambert in de dorpsstraat waar ze wonen. Als wij op een stralende nazomerdag de straat inrijden is het onmogelijk duidelijk dat dit het huis is, of liever gezegd, dat achter de dubbele net geschoren taxus/ en buxushaag en de leibomen daarboven, het huis moet liggen. Een unieke verschijning in een doorsneestraat. De laatste bladeren worden door een mevrouw zorgvuldig opgeveegd. Een propere plek.
Paul Geerts is een druk bezet mens. hij heeft vele bezigheden en de belangrijkste daarvan is het uitgeven van medische tijdschriften. Hij meldt zijn verlate aankomst per 06-sateliet en maakt een ontspannen indruk als hij ons voorgaat door het voortuintje en uitlegt waarom de ´New Dawn´ het niet doet en de ´Schneewitchen´ wat kommert. De natuur heeft een rustgevende uitwerking. Binnen heerst strengheid. Het lichte huis is sober ingericht in strakke vormen meubilair. Panamarenko aan de muur, catalogi van Van der Velde op de leestafel en Aldo Rossi op de kookplaat.
Luxe eenvoud en bewuste schoonheid. De handvaten in het hele huis zijn van rubber. Je voelt iedere keer iedere deur. Diezelfde opzettelijkheid zit ook in de tuin die door het grote vierkante raam nadrukkelijk aanwezig is. De grote zichtas van rijen taxus, hoog en laag, grasbaan daartussen, blikt honderden meters weg en is door Paul de Roose exact zo bedacht. Deze nestor van de moderne Belgische tuinkunst is een huisvriend en tekende tien jaar geleden al de hoofdcontouren van de huidige lusthof. De schetsjes en tekeningen worden door Paul Geerts zorgvuldig bewaard.
Toen Paul en Magda het huis kochten wisten ze niet veel van tuinieren. De tuin zat bij de koop. Maar er werd een basisplan bedacht. Paul wilde alles wel planten en Magda stemde voor ordening. Er kwamen fruitbomen, het huis werd uitgebreid en het plan voor de tuin is even geniaal als eenvoudig. De strakke hoofdas wordt aan de ene zijde begrensd door een aantal tuinkamers op een rij en aan de andere kant ligt de bongerd. In de lengte wordt de hoofdas enkel onderbroken door een grote vierkante vijver. Het huis is verbouwd en vult het tuinplan organisch aan. ´Gardening can become a kind of disease,´ zo las Geert ooit. ´It infects you; you cannot escape from it. When you go visiting, your eyes rove about the garden; you interrupt the serious cocktail drinking by an irresistible impuls to get up and pull a weed.’

Zo verging het hem ook. ‘Maar ik heb mij nog geen ogenblik beklaagd dat ik ooit door deze microbe werd gebeten. Deze ‘ziekte’ heeft mij, in de meest letterlijke zin van het woord, een wereld én cultuur laten ontdekken waarvan ik voorheen zelfs het bestaan niet vermoedde’.
Door een eenvoudig poortje komen we in de rozentuin. Paul is een liefhebber van rozen. Het liefst met een verhaal. Zijn studie sociologie is er mede debet aan dat hij er vele kent. Hij gebruikt ze voor zijn stukken in De Morgen, een Belgische krant. De verhalen weerspiegelen het leven. Bij de roos van Louis Smit, de kweker van Les Roses des temps passés in Malmédy vertelt Paul dat hij staat ter gedachtenis van gravin d’Ursel die dit voorjaar is overleden. Zij is de auteur van het prachtboek De Rozen van Hex. De ‘Centennaire de Lourdes’ is een waardig monument, evenals de geurige muscusroos van Louis Lens. De roos ‘Bonica’ en de ‘Anna Pavitch’ bloeien stralend in de namiddagzon. ‘Über alle Gipfeln ist ruh’. De ‘Sarah van Fleet’ bloeit zelfs door tot de vorst echt streng wordt. Vlinders zijn druk doende en libelles schichten voorbij over de rozen die geplant zijn bij de eerste zwangerschap. De kinderen zijn inmiddels verantwoordelijk voor de gigantische zonnebloemen die oneerbiedig eigenwijs boven de strakke hagen uittorenen. Ook hun kippekotje mocht blijven staan toen de Hidcotevijver de rest van de omgeving opstrakte en versoberde. Strengheid is goed maar sentiment moet ook. Met de buurt wordt op de vijver geklonken als hij is dichtgevroren.
Achter in de tuin zijn uitbreidings-mogelijkheden. Daar lopen ook de paarden in de wei, die zo is uitgebreid dat zij door de zichtas kunnen lopen en vanuit het huis in de verte te zien zijn. Een moderne aha-erlebnis. Hier komen ook de wildere hagen met vlier, Gelderse Roos, Weigelia en Viburnum. Hier bloeit ook de wilde orchidee. Hier komen ook de nieuwe moestuinbedden. De beukhaag is dubbel aangeplant. Paul Geerts ziet alles al voor zich over een jaar of vier.
De avond valt. Over de gemaaide grasbanen wandelen we terug. Hier bloeien in het voorjaar de bollen en wilde bloemen. Naast de roodgroene beukenhaag en onder de gestutte notelaar. Hij woei om maar mocht nog niet gemist worden dus staat hij nu getuid in betonblokken. Net als de vijgen die in het voorjaar bevroren. Op het namiddagzonterras groeien ze nu weer welig uit op hun afgezaagde stompen. Paul de Roose ziet dit allemaal regelmatig en bespreekt dan meteen de hoogte der hagen, past een doorkijk aan of geniet van een tuin die altijd in bewerking is en die. gelukkig volgens Paul, nooit af komt.
Geerts: ‘Ik hou van bloemen en bomen maar wellicht nog meer van tuinen. ik heb geen enkel probleem met mensen die hun tuin volstouwen met de meest spectaculaire of bijzondere planten, maar uiteindelijk spreekt dit soort verzamelingen mij nauwelijks aan. Een tuin is immers meer dan een plantenpakhuis, en zeker meer dan het soort decoratief uitstalraam of het statussymbool zoals dat vandaag in glittertijdschriften wordt aangeprezen. Het is opvallend dat in dat soort tijdschriften de woorden schoonheid, inspiratie, magie en betovering nooit vallen, evenmin als sereniteit, stilte, intimiteit en verbazing, zoals de Mexicaanse architect Luis Baragán ooit zei. En toch is dat precies de essentie van een tuin. Of tenminste wat mij erin aanspreekt’.
Paul Geerts is samen met Romke van de Kaa bezig met een kalender bij uitgeverij Contact. Een soort almanak. Voor iedere dag een anekdote, wijze raad of plantenfamilie. Dezelfde uitgever publiceerde een bundel groenverhalen die in diverse media verschenen onder de titel Tuinieren tussen de regels. Hij schrijft sinds kort ook voor de zaterdagbijlage van het Algemeen Dagblad. We nemen afscheid, maar genieten nog even van de prachtig verkleurende klimop tegen de zijmuur. ‘Tuinieren is een werkwoord’, schrijft Paul Geerts, ‘maar dat moet u niet al te letterlijk nemen’.
Tekst: Gerritjan Deunk, Leo Den Dulk en Jan van Hoften.
Bron: Gerritjan Deunk interviewt Tuinvedettes.
