Historische en botanische rozen vormen de voorouders van de vele rozensoorten zoals wij die nu kennen. Deze rozen zijn al lang geleden gevonden of gekruist. De meeste van deze historische soorten hebben dikgevulde en sterk geurende bloemen. De uitbundige bloei is korter dan die van de moderne rassen. Voor de echte rozenliefhebber zijn er gelukkig nog veel rozen, met een rijke geschiedenis, verkrijgbaar.
Albarozen
De oudste Albarozen zijn waarschijnlijk gedurende de Middeleeuwen ontstaan, naar men vermoedt door kruising van de hondsroos met de damascenerroos. De bloemkleuren in deze groep zijn wit, roze en een overgangskleur die de Engelsen “blush” noemen en die wij misschien als “blossig” of “blossigroze” kunnen vertalen.
De bladkleur is lichtgroen met de, voor de Albarozen zo kenmerkende, matte, grijsblauwige tint en aan de onderkant zijn de bladeren wittig gekleurd. Het zijn nobele planten die enige schaduw kunnen hebben. Albarozen zijn goed winterhard. Ofschoon de meeste van deze struiken niet of nauwelijks doorbloeien, is het in de maand juni één bloemenpracht.
Tip: drie albarozen in een driehoek ± 50 cm. uit elkaar geplant geeft een grote, volle bossage van ± 2 mtr. hoog vol met rozenpracht! Alle Albarozen zijn geurend. Slechts weinig snoeien, liefst direct na de bloei.
Bourbonrozen
De eerste Bourbonroos werd in 1817 ontdekt op het Franse eiland Bourbon (nu Réunion) en was een natuurlijke kruising van Rosa damascena bifera en de Chinese roos “Old Blush” (Parson’s Pink China). Bourbonrozen hebben meestal grote, goedgevulde bloemen die rijkelijk geuren. Als gevolg van hun verwantschap met de Chinese rozen vertonen de meeste leden van deze groep bloeiherhaling. Sommige cultivars moeten beschermd worden tegen strenge vorst. In maart kunnen deze rozen teruggesnoeid worden. Als leidraad geldt hoe hoger groeiend hoe hoger u ze kunt terugsnoeien. Flink bemesten!
Centifolia rozen
Andere namen zijn Provenceroos en Honderdbladige roos. De naam geeft aan dat de bloemen dichtgevuld zijn. Deze groep rozen is waarschijnlijk in Nederland ontwikkeld gedurende de 17e en 18e eeuw. Het zijn planten met open groeiwijze, nogal sterk bestekeld. De bloemen zijn zwaargevuld en halfbolvormig en ze geuren intens. Het zijn niet de meest verfijnde planten maar ze sorteren een ongewoon rustiek effect.
Centifoliarozen zijn goed winterhard. Slechts weinig snoeien, liefst direkt na de hoofdbloei. In maart goed mesten.
Chinese rozen
Deze groep heeft als gemeenschappelijk kenmerk: rijke en onophoudelijke bloei, kleine elegante bloemen, die meestal in tuilen staan en een overwegend lage groeiwijze. De echte chinese roosjes nemen een diepere kleur aan bij het verbloeien. Zeer goed voor perken, randen en lage hegjes. Deze rozen gedijen het best op een standplaats in de volle zon.
Damascener rozen
Een groep rozen die waarschijnlijk afkomstig is uit het Midden‑Oosten. Veel cultivars zijn echter gewonnen gedurende de vorige eeuw in Frankrijk. De bloemen hebben meestal lichte tinten: blossigroze of roze en de bladkleur is grijsgroen.
Bij deze groep worden de PORTLANDROZEN ondergebracht. Dit zijn afstammelingen van Rosa damascena bifera (= tweemaal bloeiend).
Deze planten bloeien dus eveneens in de herfst. Ze hebben kenmerkende korte bloemstelen. Slechts weinig snoeien, liefst direkt na de bloei. In maart goed mesten
Foetida Hybriden
Rosa foetida is vermoedelijk omstreeks 1542 vanuit Azië in Europa geintroduceerd. Het zijn veelal sierlijke soorten. Deze rozen kunnen het beste eens in de vijf tot acht jaar gedurende de winter een verjongingssnoei ondergaan. Dit is de rozen terugsnoeien op ongeveer 30 cm. Goed bemesten.
Gallicarozen
Dit zijn de oudste tuinrozen. Sommige, zoals Rosa gallica, zijn waarschijnlijk 2000 jaar oud. Het grootste aantal is echter gekweekt gedurende de 18e en 19e eeuw in Frankrijk. De kleuren van Gallicarozen zijn dieper dan die van de Alba’s. Naast roze komt rood voor maar eveneens de merkwaardigste tinten violet, paars en mauve, naast gestreepte vormen. De geur is meestal sterk en de struiken worden niet hoger dan ± 1,5 mtr. Ze zijn goed winterhard. Ook zijn in deze groep wat Gallica hybriden vermeld uit de 20e eeuw. De Gallicarozen zijn van origine west europese rozen, d.w.z. dat Rosa, gallica inheems is in West Europa.
Slechts weinig snoeien, liefst direkt na de bloei. In maart goed mesten.
Kosterrozen
Deze groep heeft als gemeenschappelijk kenmerk: rijke en onophoudelijke bloei, kleine elegante bloemen, die meestal in tuilen staan en een overwegend lage groeiwijze. De echte chinese roosjes nemen een diepere kleur aan bij het verbloeien. Zeer goed voor perken, randen en lage hegjes. Deze rozen gedijen het best op een standplaats in de volle zon.
Mosrozen
Deze groep heeft als gemeenschappelijk kenmerk: rijke en onophoudelijke bloei, kleine elegante bloemen, die meestal in tuilen staan en een overwegend lage groeiwijze. De echte chinese roosjes nemen een diepere kleur aan bij het verbloeien. Zeer goed voor perken, randen en lage hegjes. Deze rozen gedijen het best op een standplaats in de volle zon.
Moyesii Hybriden
De Moyesii soorten zijn vooral erg geliefd vanwege hun typisch flesvormige rozebottels. De rozebottels zijn fel gekleurd. Het blad van de meeste soorten is sterk geveerd met ronde blaadjes en is veelal grijsgroen getint. De moyesii typen zijn zeer winterhard. De meeste typen worden ± 1,5 mtr. of hoger.
De moyesii rozen vinden hun oorsprong in China. Deze rozen kunnen het beste eens in de vijf tot acht jaar gedurende de winter een verjongingssnoei ondergaan. Dit is de rozen terugsnoeien op ± 30 cm. Goed bemesten.
Pimpinellifolia rozen
Deze groep bestaat uit spinosissima‑ oftewel pimpinellifolia‑hybriden, beide namen worden door elkaar gebruikt. Het zijn veelal niet doorbloeiende, grote struiken van ± 2,5 mtr. tot ± 4 mtr. hoogte. Het zijn struiken die van mei tot in juni zeer sierlijk bloeien. Er zijn enkele en dubbele vormen en de meeste zijn heerlijk geurend. Deze rozen kunnen het beste eens in de vijf tot acht jaar gedurende de winter een verjongingssnoei ondergaan. Dit is de rozen terugsnoeien op ± 30 cm. Goed bemesten.

SPINOSISSIMA. (syn. Pimpinellifolia).
In cultuur sinds 1600. Botanische roos. In gevarieerde kleuren. Groeit tot ± 1 mtr. hoogte. Dit is de bekende (wilde) duinroos. (www.rosenzeiten.de)
Polypomrozen
Deze groep heeft als gemeenschappelijk kenmerk: rijke en onophoudelijke bloei, kleine elegante bloemen, die meestal in tuilen staan en een overwegend lage groeiwijze. De echte chinese roosjes nemen een diepere kleur aan bij het verbloeien. Zeer goed voor perken, randen en lage hegjes. Deze rozen gedijen het best op een standplaats in de volle zon.
Remontantrozen
De rozen uit deze groep worden zo genoemd omdat ze na de eerste bloeiperiode “remonteren” ofwel opnieuw gaan bloeien. Ze zijn verkregen door onderling kruisen van Bourbon‑ en Portlandrozen en later eveneens van theerozen. Ze worden gekenmerkt door grote bloemen in briljante kleuren, zoals rood, paars en roze. Deze bloemen werden vaak speciaal voor exposities gekweekt.
Evenals mosrozen zijn Remontantrozen typische vertegenwoordigers van de Victoriaanse tijd. Ze zijn overwegend goed winterhard. In maart kunnen (maar dit is niet altijd noodzakelijk) deze rozen teruggesnoeid worden. Als leidraad geldt hoe hoger groeiend hoe hoger u ze kunt terugsnoeien. Flink bemesten!
Rubiginosa Hybriden
Hieronder vermelden wij enige rubiginosa rozen welke zeer gewaardeerd worden vanwege hun eenvoudige en natuurlijke karakter. Het zijn dan ook van origine echte Europese rozen! Ze gedijen goed en zijn probleemloos. Waarschijnlijk sedert 1551 in cultuur genomen. Deze rozen kunnen het beste eens in de vijf tot acht jaar gedurende de winter een verjongingssnoei ondergaan. Dit is de rozen terugsnoeien op ± 30 cm. Goed bemesten.
Rugosarozen
Bekende probleemloze struiken, vaak gebruikt voor heggen. De rugosa‑ oftewel japanse bottelroos soorten zijn uitermate geschikt voor het openbaar plantsoen. Ze worden niet voor niets door de particulier vaak gemeenteroos genoemd. Er zijn zeer vele soorten in. Ze zijn sterk, gezond en makkelijk in onderhoud. De rugosarozen zijn zeer winterhard. Ze geven grote, iets afgeplatte bottels, die zeer gewenst voer voor de vogels zijn. Alle rugosarozen hebben de aparte Rosa rugosa geur. De bladeren zijn rimpelig, zodat ze soms rimpelrozen genoemd worden.
Deze rozen hoeven niet gesnoeid te worden. Eens in de drie tot acht jaar terugsnoeien op ± 10 cm. geeft volledige verjonging van de struiken. Er zijn hoge en lage variëteiten. Ook in particuliere tuinen zijn de Rugosa’s bijzonder geschikt voor hagen en wildbeplanting. Bijna alle rugosa soorten zijn ook op eigen wortel verkrijgbaar, dus geen wildopslag van de onderstam en dus minder onderhoudskosten.
Rozenkwekers: Rozenrijk.nl – Belle Epoque – Bierkreek – David Austin
Informatie over de verzorging van rozen
