In september zijn de zomerbloeiers in de tuin of op het terras over hun hoogtepunt heen: tijd voor struikheide om te gaan bloeien. Struikheide is Tuinplant van de Maand september en geeft de nazomer volop kleur. En extra leuk: bijen en hommels kunnen er vlak voor de winter hun honingvoorraad mee aanvullen!
Calluna vulgaris
Tapijt
Struikheide (Calluna vulgaris) is een Europese klassieker en komt van oorsprong voor in de kustgebieden van West-Europa, Groot Brittannië en Ierland. De plant groeit in mooie lange scheuten met dakpansgewijze blaadjes en kleine symmetrische bloemen. De paarse en roze bloemkleuren lijken iets verweerd en dat geeft de planten een stoer en natuurlijk karakter. In de volle grond vormen deze planten een winterhard tapijt met een kalme, authentieke uitstraling. In potten en bakken is struikheide een robuuste blikvanger.
Nectar
De bloei van struikheide start in september en duurt tot begin november. De bloemen bevatten volop nectar. Struikheide is dan ook een van de belangrijkste leveranciers van heidehoning. Hommels en bijen kunnen dus nog snel even hun honingvoorraad aanvullen voor de winter begint.
Making autumn container
Puur natuur
Struikheide is wat hoger en minder compact dan andere heidesoorten en dat geeft de plant een sterke puur-natuur uitstraling. In de natuur zorgen de veelal paarse en roze bloemen voor prachtige gekleurde hellingen en velden, in de tuin heeft de plant hetzelfde effect maar is het mooie contrast met het groene of bonte blad veel beter te zien. Door zijn bijzondere vorm en uitstraling past struikheide uitstekend bij de tuintrend waarin groen best zijn eigen gang mag gaan. De plant combineert ook erg fraai met siergrassen en bodembedekkers.
Mixed container
Verzorgingtips
Struikheide staat graag op een lichte plek. Hoe meer licht, des te mooier het blad kleurt.
Struikheide is van nature een overlever die met vrij weinig verzorging toe kan. Je hoeft dus geen plantenvoeding te geven. In droge perioden wel water geven. Bron
Een onrendabel geworden steenkolengroeve op landgoed Queensberry in de Schotse streek Dumfries and Galloway liet een grote open wond achter in het landschap. Jarenlang raakte de oude groeve steeds verder in verval.
Amphitheatre, met plaats voor ongeveer 5000 toeschouwers.
De hertog van Buccleuch besloot om het landschap van de vervallen kolengroeve te laten restaureren en een compleet nieuwe functie te geven. De hertog gaf deze opdracht aan landschapsontwerper en kunstenaar Charles Jencks, bekend van zijn eigen tuin: The Gardens of Cosmic Speculations, ook in Schotland. Jencks heeft verder ook landschappen ontworpen in Milaan en Newcastle en is de man achter de befaamde Maggie Centra.
Maggie was de vrouw van Charles Jencks, zij stierf aan uitgezaaide borstkanker. Het gemis aan warme persoonlijke aandacht na de diagnose was de aanleiding om de Maggie centra te starten. Inmiddels zijn er diverse van deze centra bij ziekenhuizen verspreid over het V.K.
Een overzicht
In het Garden Museum in Londen is momenteel een expositie rondom de Land Art van Charles Jencks met een hoofdrol voor zijn laatste grote project: Crawick Multiverse, op het landgoed Queensberry. Crawick is gebaseerd op ontdekkingen die tot nu toe bekend zijn over het universum. De groeve en de materialen die er aanwezig waren vormde de inspiratie voor Crawick Multiverse, het thema speelt zich af rond de ruimte, astronomie en kosmologie.
In het project zijn circa 2000 grote rotselementen gebruikt afkomstig van de oude groeve.
Andromeda en MilkyWayHet Noord-Zuid pad gemaakt met ongeveer 300 rotsen.
Land Art
Land art is een stroming in de beeldende kunst ontstaan in de jaren 60 van de 20e eeuw, waarbij kunstenaars ingrijpende, kunstzinnig bedoelde, ingrepen aanbrengen in een landschap door het graven van grachten en kuilen, het aanleggen van ophopingen op akkers en weiden en het geordend storten van keien op een wateroppervlak. Men wil daarbij de menselijke aanwezigheid duidelijk uitdrukken en stellen dat de mens door de omgevingsverandering de natuur in bezit neemt. Een in het Nederlands ook wel gebruikte benaming is landschapskunst.
Supercluster
In ons eigen land hebben wij ook enkele Land Art projecten, een van de bekendste is van: Marinus Boezem, De Groene Kathedraal (1987) ten oosten van Almere-Haven. Hier zijn 178 Italiaanse populieren geplant volgens de omtrek en pilaren van de kathedraal van Reims. Vlakbij is dezelfde vorm uitgespaard in een bos, zodat de kathedraal in het landschap blijft nadat de 178 populieren zijn verdwenen.
Vaste planten prikkelen de zintuigen, verbeteren het stadsklimaat, vragen weinig onderhoud en zijn zeer aantrekkelijk voor bijen en vlinders. Een afwisselende beplanting, met veel verschillende soorten, heeft bovendien een positief effect op het welzijn van mensen. Openbaar groen kan dankzij vaste planten dus kleurig, ecologisch waardevol én onderhoudsvriendelijk worden.
Vaste planten hebben veel te bieden voor de tuinier en het gebruik in onze tuinen is zeker niet iets wat recent ontstaan is of voor een trend kan worden aangezien. Al halverwege de vorige eeuw was het vaste pantenboek van Mien Ruys een bestseller. In een later stadium gaven bekende tuinontwerpers als Henk Gerritsen, Jacqueline van der Kloet en Piet Oudolf een eigentijdse natuurlijke uitstraling in het verwerken van vaste planten, vaak in combinatie met grassen, eenjarigen en bollen, ook hun boeken werden bestsellers.
Vaste planten maken het waar
Een kleurige uitstraling, verrijking van het openbaar groen en lage beheerskosten. Deze beloften maken vaste planten allemaal waar. Ze komen elk voorjaar weer op om opnieuw te groeien en bloeien. Sommige soorten zijn wintergroen of hebben een fraai wintersilhouet. Een beplantingsplan dat uit vaste planten bestaat is daarom heel geschikt voor bijna alle situaties waar een fraaie, maar sterke beplanting gewenst is. Bijvoorbeeld verhoogde plantvakken, boomspiegels, bermen, parken en rotondes.
Spetterende kleuren in juli in de tuin van Ton ter Linden. Foto; Gert Tabak Visual art.
Lage onderhoudskosten
De aanleg van vaste planten lijkt bewerkelijker en duurder dan een beplanting met bijvoorbeeld heesters. Toch zijn vaste planten al binnen enkele jaren voordeliger, vooral door de lage onderhoudskosten. Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar sterke vaste planten die geschikt zijn voor toepassing in het openbaar groen. Gelukkig is er ruime keuze. Geschikte soorten zijn onder andere vetkruid (Sedum ‘Herbstfreude’), gele zonnehoed (Rudbeckia), vrouwenmantel (Alchemilla), herfstanemonen (Anemone), Kalimeris, duizendknoop (Persicaria), brandkruid (Phlomis) en kattenkruid (Nepeta). Als wintergroene bodembedekkers kan gekozen worden uit bijvoorbeeld dikkemanskruid (Pachysandra), schoenlappersplant (Bergenia), ooievaarsbek (Geranium macrorrhizum) en kruipend vetkruid (Sedum spurium). Sterke siergrassen voor openbaar groen zijn lampenpoetsersgras (Pennisetum), pijpenstrootje (Molinia), zegge (Carex) en prachtriet (Miscanthus).
Dansende vlinders en ijverige bijen.
Vlinders lokken
Met de bijen en de vlinders gaat het niet zo goed. Hoewel tuinen geen vervanging kunnen zijn voor het leefgebied van de meeste vlinders, kan de tuin voor zo’n twintig soorten dagvlinders een goede aanvulling zijn op de natuur. Vooral met warme dagen is het goed vlinders kijken in de tuin. Je kunt de wat bekendere soorten zien zoals dagpauwoog, atalanta, de kleine vos en witje, maar ook niet alledaagse vlinders zoals de gehakkelde aurelia. De beste manier om vlinders naar de tuin lokken is met nectarplanten. De meeste soorten hebben mooie bloemen, zoals ijzerhard (Verbena), kattenstaart (Lythrum), rode zonnehoed (Echinacea) en herfstanemonen (Anemone x hybrida). Ook hebben vlinders warme, beschutte plekjes nodig. Als extraatje kun je een vlinderkastje ophangen.
Echinacea
Nachtvlinders
Er bestaan veel meer nachtvlinders dan dagvlinders, bijvoorbeeld de nachtpauwoog en de gestreepte pijlstaart. Bloemen die bestoven worden door nachtvlinders zul je overdag niet of nauwelijks ruiken. Maar zodra de schemer invalt komen er heerlijke geuren vrij, die de vlinders van grote afstanden aantrekken. Zet vaste planten vlak bij het terras om de vlinders daar te laten genieten van de geur en nectar. Zo kun je zelf ook van de geur en van de dansende nachtvlinders genieten. Bloemen die ’s avonds (sterker) gaan geuren zijn teunisbloem (Oenothera), vlambloem (Phlox), zeepkruid (Saponaria) en spoorbloem (Centranthus).
Bijen
De kleine bijen die in de tuin vertoeven, verrichten groots werk; ze bestuiven de bloemen. Wil je graag genieten van dit schouwspel? Plant dan een variatie aan bloeiende vaste planten in de tuin. Op deze manier geef je de bijen volop mogelijkheid hun werk te doen en wordt de tuin ook nog eens mooier! Bloemen die veel nectar bevatten zijn onder andere het bijenkorfje (Prunella grandiflora), tijm (Thymus serpyllum), guldenroede (Solidago), salie (Salvia officinalis) en ereprijs (Veronica longifolia). Honingbijen zijn het bekendst, maar er zijn ook veel soorten wilde bijen. Solitaire bijen nestelen graag in een bijenhuisje of insectenhotel. Hang het huisje wel op een zonnige en droge plek.
Bijen en vlinder combi
Zie je op tegen grote veranderingen in je tuin om vlinders en bijen aan te trekken? Dat is gelukkig niet nodig. Al met een paar vlinderplanten kun je bijen en vlinders lokken. Veel nectarplanten zijn namelijk ook voor bijen aantrekkelijk. Vlinderplanten zijn prachtig in borders en plantvakken, maar ze groeien ook prima in potten en bakken. In juni vind je een ruim assortiment vlinder- en bijenplanten bij het tuincentrum. Kijk bijvoorbeeld eens uit naar marjolein (Origanum), ijzerhard (Verbena bonariensis), kattenkruid (Nepeta), rode zonnehoed (Echinacea), koninginnenkruid (Eupatorium), guldenroede (Solidago) en het zeepkruid (Saponaria officinalis). Je kunt deze rijke bloeiers direct in de tuin zetten, al snel zullen de eerste bijen en vlinders een bezoekje komen brengen. Veel soorten bloeien door tot in het najaar.
Wist je dat…
je vanaf april tot oktober vlinders in de tuin kunt lokken? Dit doe je door voor afwisseling in de bloeitijd te zorgen. Voorjaarsbloeiers zoals Aubrieta, judaspenning (Lunaria) en kruipend zenegroen (Ajuga reptans) mogen in een vlindertuin niet ontbreken. Kies voor de zomerperiode ijzerhard (Verbena bonariensis), kattenstaart (Lythrum salicaria), margrieten (Leucanthemum vulgare) en marjolein (Origanum), voor het najaar hemelsleutel (Sedum), Liatris en herfstasters (Aster).
Tip
De vlinderplanten top tien:
Herfstaster (Aster novi-belgii)
Vlinderstruik (Buddleja davidii)
Rode zonnehoed (Echinacea purpurea)
Koninginnekruid (Eupatorium maculatum)
Damastbloem (Hesperis matronalis)
Lavendel (Lavandula angustifolia)
Marjolein (Origanum laevigatum)
Vlambloem (Phlox Paniculata-groep)
Hemelsleutel (Sedum spectabile)
IJzerhard (Verbena bonariensis)
Bekijk hier een gids voor het maken van een natuurlijk natuurijk tuinontwerp.
Spectaculaire vaste planten in het zonnetje.
Heb je een zonnige tuin? Dan heb je geluk, in de volle zon bloeien namelijk de mooiste planten. Er is keuze uit honderden verschillende vaste planten, de een nog mooier dan de andere. Ze zijn prachtig om te combineren in de border. Maar hoe doe je dat nu, een border in de volle zon aanplanten? Aarzel niet, het is niet moeilijk. Stroop de mouwen op en creëer de mooiste combinaties met vaste planten voor in de volle zon. Het zal jou en je tuin doen stralen.
Volle zon
Wat is nu precies ‘volle zon’? Als er ’s zomers minstens vijf uur per dag zon schijnt spreken we van volle zon in de tuin. De meeste vaste planten die je bij het tuincentrum vindt houden erg van de zon. Het zijn rijk bloeiende soorten, prachtig om perken en vakken mee te vullen of om in grote groepen als bodembedekker toe te passen. Maar ook in potten en bakken of de border doen ze het fantastisch. Als je een mix maakt van voorjaarsbloeiers, zomerbloeiers en herfstbloeiers dan kun je van het voorjaar tot aan de eerste nachtvorst genieten van een kleurenspektakel in de tuin. De meeste bloemen zijn bovendien heel aantrekkelijk voor vlinders, bijen en andere nuttige insecten. Ontwerpen
Een combinatie van verschillende vaste planten vormt de basis voor een border. Een mooie border zonder vaste planten is ondenkbaar! Wil je een afwisselende en kleurige border? Maak dan vooraf een ontwerpje. In het ontwerp kun je fraaie combinaties bedenken en daarbij rekening houden met de bloeitijd, de kleur en de hoogte van de planten. Je kunt in de border drie rijen maken. Plaats de lage soorten langs de rand, middelhoge soorten in het midden en de hoge vaste planten achteraan. Zo weet je zeker dat alle bloemen goed te zien zijn. Zorg voor een levendig kleurenspel in de border door enkele contrasterende kleuren te gebruiken. Vergeet niet om een paar fraaie bladplanten toe te voegen, ze vormen de basis van de plantencompositie. Heel fraai zijn soorten met grijsgroen blad, deze zachte bladkleur verbindt alle kleuren met elkaar. Een goed voorbeeld is de alsem (Artemisia).
Tip
Zoek je een fraaie combinatie van vaste planten voor de volle zon? Gebruik aarvormige violette bloemen van salie (Salvia) naast de platte oranje bloemen van duizendblad (Achillea).
Soorten
Het is onmogelijk om een complete lijst van vaste planten voor de volle zon samen te stellen, er zijn zoveel mooie soorten! Maar kijk bij het tuincentrum eens uit naar rode zonnehoed (Echinacea), brandende liefde (Lychnis chalcedonica), zonnekruid (Helenium), zonnehoed (Rudbeckia), vlambloem (Phlox), klokjesbloem (Campanula) en riddersporen (Delphinium). Al deze sterke vaste planten zullen massa’s aan bloemen geven in de volle zon. Is de zonnige plek nogal droog? Kies dan droogtebestendige soorten zoals kattenkruid (Nepeta), salie (Salvia), bloedooievaarsbek (Geranium sanguineum), vuurpijl (Kniphofia) en marjolein (Origanum).
Rudbeckia fulgida
Gezellige schaduwtuin? Ja, natuurlijk!
De eerste reactie op een tuin met veel schaduw is vaak: hoe maak ik daar een gezellige plek van? Veel mensen denken dat planten niet groeien in de schaduw. Gelukkig zijn er genoeg voorbeelden van mooie schaduwtuinen om het tegendeel te bewijzen, het sortiment schaduwplanten is verrassend groot.
Mooiste planten in de schaduw
Een schaduwrijke tuin hoeft niet eentonig te zijn: in koele schaduw groeien juist de mooiste planten. Ze zijn misschien minder spectaculair, maar zeker niet minder fraai. Het maken van een geslaagde beplanting in een schaduwrijke tuin is niet moeilijk. Het is wel belangrijk om rekening te houden met de hoeveelheid schaduw. We spreken van schaduw als er ’s zomers minder dan drie uur per dag direct zonlicht, of langere tijd gefilterd licht op de planten schijnt. Vooral in de lichtere schaduw van bladverliezende bomen en struiken of voor een muur, kan een verrassend groot assortiment vaste planten groeien.
Alle seizoenen
Een schaduwtuin is een echte seizoenstuin: in het voorjaar hele tapijten van kleurige bloemen, in de zomer prachtige bloemen en bladeren, in het najaar vlammende herfstkleuren en als het koud wordt wintergroen blad. De meeste schaduwplanten zijn zogenaamde bosplanten. Ze groeien van nature onder bomen en struiken en de bloei valt vaak in het voorjaar. Op dat moment zit er nog geen blad aan de takken en daar maken bosplanten gebruik van. Maar er zijn ook zomer- en herfstbloeiende schaduwplanten, zoals herfstanemonen (Anemone), hartlelie (Hosta) en Japanse wasbloem (Kirengeshoma).
Het effect van kleur in de tuin.
Welke kleuren je kiest voor je tuin hangt natuurlijk heel erg af van je smaak. Met vaste planten heb je in ieder geval oneindig veel mogelijkheden om de tuin sfeervol ‘in te kleuren’. Omdat kleur het eerst wordt waargenomen door onze zintuigen is het sfeerbepalend. De kleuren van bloemen en bladeren hebben zelfs direct invloed op je gemoedstoestand.
Boeiend ontwerpelement
Kleur is een boeiend ontwerpelement in de tuin. Elke kleur heeft een eigen karakter: wit is zuiver en neutraal, geel is zonnig en opvallend, oranje en rood zijn warm en zeer aanwezig, roze is lieflijk en vrouwelijk, paars en violet zijn rustig en vrij koel, blauw is fris en brengt rust en groen is een rustige basiskleur.
Warme en koude kleuren
Bloemen met warme kleuren hebben een heel ander effect dan bloemen met koude kleuren. De kleuren geel, oranje en rood zijn warm en expressief, ze vallen erg op en komen als het ware op je af. Daar word je vrolijk van. De koude kleuren paars, violet en blauw zijn bescheidener, subtiel en suggereren diepte. Ze werken rustgevend. Natuurlijk kun je veel rustig blauw van bijvoorbeeld ooievaarsbek (Geranium) prima combineren met een beetje pittig oranje van nagelkruid (Geum). Of maak rood van Astilbe wat rustiger met een basis van blauwgroen Hosta-blad.
Wist je dat
Vaste planten het niet alleen goed doen in de volle grond? In potten staan ze ook sfeervol en doen ze het goed.
Persoonlijk
Door bloem- en bladkleuren fraai met elkaar te combineren in de border maak je de tuin persoonlijk. Grof gezegd zijn er twee soorten kleurenschema’s: harmonieus en contrasterend. Harmonieuze combinaties geven een gevoel van rust, je stelt ze samen door kleuren te kiezen die in een kleurencirkel dicht bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld paars naast roze en geel naast oranje. Wil je wat meer accenten aanbrengen dan is het zoeken naar kleurcontrasten de oplossing. Combineer kleuren die in de kleurencirkel ver van elkaar af staan zodat er levendige contrasten ontstaan en het oog wordt geprikkeld. De combinatie rood en violet zal bijvoorbeeld echte een blikvanger zijn. Heel mooi in de tuin is ook de combinatie van geel en violet. Gelukkig bestaat er niet zoiets als een foute kleuren combinatie voor bloemen, alles kan en alles mag!
Bladkleur als basis
Bij het maken van kleurencombinaties zijn de bloemen heel belangrijk, maar vergeet zeker niet om ook fraaie bladplanten te kiezen. Bladeren van vaste planten zijn er in groen, geelgroen (Hosta ‘Piermont Gold’), blauwgroen (Festuca glauca), grijsgroen (Salvia officinalis ‘Berggarten’) en ook in carameltinten (Heuchera ‘Caramel’) en heel donkere, paarse tinten (Lysimachia ciliata ‘Firecracker’). Daarnaast is er gevlekt en gestreept, zilverig behaard of gespikkeld blad. Blad is van het vroege voorjaar tot aan de winter mooi en vormt de basis van de beplanting.
Rudbeckia fulgida samen met Verbena hastata
Planten en verzorgen
De winterperiode is een uitstekende tijd om kleurrijke plannen te maken voor de tuin. Bekijk eens welke kleurencombinaties bij jouw smaak passen en zoek daar geschikte vaste planten bij. In het voorjaar kun je deze soorten planten, zodat je er in de zomer al volop van kunt genieten.
Wist je dat
Kleurige en vaak geurige bloemen er niet alleen zijn om ons te plezieren? Ze vormen een ‘reclamebord’ voor de aanwezige nectar. De kleur van de bloem lokt de juiste insecten naar de meeldraden en stampers, zodat er bevruchting plaats kan vinden en zaad wordt gevormd.
Het planten
Vaste planten kunnen het hele jaar door geplant worden, mits het niet vriest. Zowel het najaar als het voorjaar is een geschikte tijd om vaste planten in de grond te zetten. Vanaf februari, als de grond op gaat warmen, beginnen de vaste planten te bloeien. De eerste soorten vertonen hun bloemen al in april, de laatste bloeien door tot aan de eerste nachtvorsten in oktober. Gemiddeld worden 7 planten per vierkante meter aangehouden. Voor kleine soorten geldt gemiddeld 9-11 en voor grote soorten 3-5 per vierkante meter. De vaste planten kunnen in het vroege voorjaar met een strimmer afgemaaid worden.
Begroet de herfst vrolijk met Begonia, Woonplant van de maand oktober. Of je smaak nou uitgaat naar fleurige bloemen of juist naar stoer blad met mooie bladtekening: de Begonia en de Bladbegonia zijn jouw maatjes dit najaar.
Met of zonder bloemen
De Begonia heeft twee gezichten. De bloeiende versie heeft bloemetjes in het rood, roze, oranje, wit en geel of meerdere kleuren per plant, terwijl de Bladbegonia het van zijn fluweelachtige blad moet hebben. Deze versie heeft dus geen bloemen maar maakt dat ruimschoots goed met betoverende bladtekeningen. Ze zijn zilverachtig of roze, bordeauxrood of verschillende tinten groen, afhankelijk van hoe het licht valt.
Diep in het bos…
Oorspronkelijk komt de Begonia uit warme, vochtige bosrijke gebieden in Nieuw-Guinea, zuidelijk Afrika en de Andes. Een echte wereldreiziger dus, die Begonia. Binnen houdt de woonplant overigens van een lichte standplaats.
Verzorging van de Begonia
De verzorging van de Begonia is niet moeilijk. De woonplant heeft veel licht nodig maar kan niet tegen de felle zon. Geef de plant twee keer per week water zodat de aarde vochtig blijft. Het beste resultaat krijg je als je een schotel onder de pot zet waar je het water in giet. Haal de uitgebloeide bloemetjes weg en geef een keer per week wat mest. Zet je de Begonia ook nog in een kamertemperatuur van zo’n 18 graden Celsius dan maak je hem helemaal gelukkig – en heb jij lang plezier van je Begonia.
Leuk om te weten:
Begonia´s kregen hun naam van Michel Bégon, een Franse botanicus en diplomaat uit de 17-de eeuw.
Vermijd tocht en sterke temperatuurschommelingen rondom je Begonia.
De band The Grateful Dead schreef ooit het nummer “Scarlet Begonias”.
Zet het vast in je agenda: maart is een prima maand om je Begonia te verpotten.
Een Bladbegonia kan grote bladeren krijgen, gun hem dus een grote pot.
Verschrompelt het blad van jouw Begonia? Dan is het te warm voor deze woonplant.
Een heerlijke maand: september. Nog volop genieten van de zon op de vlonder boven het water en lang buiten natafelen onder het genot van een glaasje wijn of een kopje espresso. En kijken naar de overdadige borders waarin sommige planten nog rijk bloeien met daar al tussen door de tekenen van vergankelijkheid, zoals zaden en geel wordende grassen. De perfecte mengeling voor mij; het geeft meer diepte aan het geheel.
Bovendien ben ik gek op zaden en vruchten, niet alleen om te eten maar zeker ook om naar te kijken. Veel zaaddozen zijn zeer de moeite waard als je ze onder de loep neemt. Echte kunstwerken in het klein – kaardenbollen, distels, judaspenning, juffertje-in-het-groen, papavers en zelfs de purperrode sterretjes van de uitgebloeide Thalictrum rochebrunianum – vind ik een feest om te fotograferen. Voor mij is het zò waardevol dat ik me haast niet kan voorstellen dat er mensen zijn die dit niet kunnen waarderen. Misschien komt het ook omdat ik een detaillist ben en juist erg focus op kleine dingetjes.
Hoewel de charme van de diverse soorten kalebassen en pompoenen me ook erg kan bekoren. Pompoenen kunnen me zelfs niet groot genoeg zijn. Dat heeft ook te maken met het kunnen eten uit je eigen tuin. Voor mij heeft dat altijd iets bijzonders gehad.
Schoonheid is één ding – en belangrijk! – maar oogsten voor het nut, in welke vorm dan ook, geeft veel extra genoegen. Wij houden ervan om te koken met kruiden en bloemen en gaan uit ons dak van zelfgeoogste aardappels en groenten. We genieten van de zelfgemaakte gelei, sappen en jams. Vandaar dat dit voor mij de foto van de maand is – een heerlijke oogst uit eigen tuin – en leuk om te maken.
Op het terras voor de tuindeuren staat een krakkemikkige houten eettafel die we kregen om daar onze arrangementen op te maken. De meeste dingen komen goed tot hun recht op zo`n verveloos geval. Het resultaat is ook wat meer nonchalant, niet zo opgeprikt en onecht. Bovendien sluit de sfeer ook beter aan bij de boerderij waarin wij wonen, want zo`n stilleven mag niet uit de toon vallen. Ik heb al eens verteld dat ik niet zo sterk ben in kleur, maar het verbaast mijzelf en anderen dat ik toch dit soort boeketten kan samenstellen. In dit geval was het uitgangspunt een aantal geknakte stelen van de flox. Met die bloemen in m’n handen ben ik de tuin doorgelopen en heb ik de rest erbij gezocht.
Afwisseling in vorm is voor mij altijd essentieel omdat dat de ruiker veel spannender maakt. Tenminste als het een gemengd boeket is als dit. Het geeft me helemaal een rijk gevoel dat ik er ook nog groenten en fruit uit de tuin aan toe kan voegen. Al met al een schikking die weken achtereen mooi blijft en eigenlijk alleen maar mooier wordt als er meer insecten en vlinders op af komen. De nectar van de bloemen trekt al veel beestjes aan en als het fruit zachter wordt en wat gaat rotten komen ook de vlinders daar graag op af. Er is nog een reden waarom het voor mij fijn is dat het zo lang blijft staan, want ik kan dan plaatjes schieten op elk geschikt moment. Bijvoorbeeld als de zon opkomt en alles nat van de dauw is of als het avondlicht er dramatisch doorheen schijnt.
Het is erg boeiend, of misschien zelfs wel boeiender, om juist van een andere kant dan de voorkant een foto te maken. Het komt dan nog meer spontaan en ongedwongen over. Vaak haal ik ook mooie detailopnamen uit een boeket als dit. Bijvoorbeeld van de roos `Roseraie de l`Hay` of van de enkelbloemige zachtlila Dahliamerckii. Een combinatie eruit halen is ook leuk om te doen. Eventueel kun je de bloemen makkelijk dichter bij elkaar zetten of er nog even een andere kleur tussen kunt steken.
Mocht er dan in september een dag bij zijn die wat frisser is en we zitten voor de verandering eens binnen – dit zal trouwens niet gauw gebeuren – dan haalt dit stilleven de tuin weer wat dichterbij.
In het jaar 1980 kwamen enkele tuineigenaren bijeen met als gemeenschappelijke zorg het voortbestaan, van hun vaak uit tuinhistorisch oogpunt bekeken, belangrijke tuinen. De oprichting van de Nederlandse Tuinenstichting in 1980 was in een tijd waarin er weinig aandacht was voor groen cultureel erfgoed geen overbodige luxe. In de 35 jaar dat de NTs inmiddels bestaat heeft het haar bestaansrecht meer dan bewezen.
J.l. zaterdag 26 september werd er door de jarige NTs groots uitgepakt met een symposium met als thema: Tuinen van de toekomst. In eerste instantie zou u dit thema misschien niet verwachten van een stichting die vooral bekendheid heeft gekregen voor haar inzet van het behouden van uit tuinhistorisch perspectief belangrijk groen cultureel erfgoed. Het zijn voor een groot deel juist deze, wel of niet beschermde, groene monumenten die zo belangrijk zijn als/of voor de tuinen van de toekomst, het is immers voor een ieder die zich wil inzetten voor tuinen van de toekomst belangrijk om het verleden te kennen. Bovendien zijn het vaak deze tuinen die zich al generaties lang bewezen hebben tuinen van de toekomst te zijn.
Nederland telt ongeveer 1300 beschermende groene monumenten. Dit zijn historische tuinen, buitenplaatsen en stadsparken tot kloostertuinen, begraafplaatsen en forten. Groen erfgoed leeft, de beplanting groeit waardoor het beeld met de seizoenen en de jaren wijzigt. Om deze tuinen bestendig te maken als tuin van de toekomst is het de kunst om het bijzondere karakter van de tuin te behouden door enerzijds met zorgvuldig beheer de historie van het groen meer beleefbaar te maken, en anderzijds er op eigentijdse wijze gebruik van te maken. Vaak zoeken tuineigenaren het in de richting van toerisme en openstelling voor activiteiten of passende nevenfuncties. Door het doen van onderzoek en de vele kennis die de (monumentencommissie van de) Nts in huis heeft omtrent beheer en onderhoud, wet- en regelgeving, fondsenwerving en subsidiebudgetten is de Nts een belangrijke factor geworden voor het instandhouden van groen erfgoed en heeft het hierdoor zijn bestaansrecht de afgelopen 35 jaar al dubbel en dwars verdient.
Kien van Hövel tot Westerflier
Tijdens het lustrumevenement dat gehouden werd op een prachtige locatie (Hotel de Wageningsche Berg) in wageningen was er in de ochtenduren plaats gemaakt voor een paneldiscussie. Onder leiding van Kien van Hövel tot Westerflier namen Erik de Jong (hoogleraar Cultuur, landschap en natuur UvA), Ann Meskens (ethica en filosofe), Eric-Jan Pleijster (landschapsarchitect LOLA Landscape Architects), en Beline Geertsema ( tuinontwerper en voorzitter Nederlandse Tuinenstichting) deel als panel tijdens deze discussie over de ontwikkelingen, de noodzaak, de trends, de filosofie van de ‘Tuinen van de toekomst’.
Eric-Jan Pleijster
De eerste spreker was de bevlogen (progressieve) landschapsarchitect Eric-Jan Pleijster die met zijn bureau LOLA al veel projecten op zijn naam heeft staan. Aan de hand van enkele van deze (gerealiseerde) projecten liet hij ons zien dat veel (nuts) groen wat voorheen voornamelijk aan de rand van de stad lag zich steeds meer in het centrum van de stad opnieuw heeft uitgevonden.
Veel van dit groen ligt tussen of zelfs op gebouwen of braakliggende terreinen. Door de financiële crisis was er meer ruimte in de stad en de gemeente (Rotterdam) was blij dat bewoners hier gingen tuinieren. Eric-Jan verteld: ” Veel van mijn mede-Rotterdammers plukten bonen en aardbeien van braakliggende terreinen en samen met gelijkgestemde bedachten ze plekken als de ‘Pluktuin’, de ‘Tuin van Sien” of het ‘Essenburghpark’. Volgens Pleijster kunnen deze tuininitiatieven dé prikkel zijn om deze te behouden en verder te ontwikkelen, zodat Rotterdam eindelijk die groene stad kan zijn die het zo graag wil zijn. Stadstuinbouw is nu ongekend populair en vormen voor een groot deel de tuinen van de toekomst.
Artis-professor Erik de Jong
Hoogleraar Erik de Jong is een fantastisch spreker. Uit eigen ervaring wist ik al hoe boeiend hij kan vertellen en doceren tijdens zijn colleges in Artis. Erik de Jong had tijdens deze ochtend in het Wageningse landschap gekozen voor het onderwerp: De kracht van tuin en park. Erik de Jong hierover: ” Tuin en park vertegenwoordigen een krachtige typologie die zich telkens weer kan vernieuwen al naar gelang de tijd dit vraagt. Als ervaringswereld zijn ze daarom essentieel onderdeel van iedere sociale utopie. Als onzichtbaar mycelium liggen ze verweven in het brede spectrum dat de relaties tussen natuur en mens bepaalt. Ze zijn immers agent voor schoonheid, voedsel, gezondheid, welzijn en levensgeluk; ze zijn voorwaarde voor een levende en biodiverse wereld van planten, dieren, mensen, water, aarde en lucht’.
Ann Meskens
De uit België overgekomen filosofe Ann Meskens was met haar fraaie witte jurk met prints van monsterabladeren een frisse verschijning op het podium. Met haar warme stem wist zij een ieder te boeien met haar verhaal over hoe belangrijk het is om in een tijd waarin de jeugd vooral vertrouwd is met computers en I-Pads, een tuin of stadspark een zeldzaam wordend voorrecht is.
Beline Geertsema
Als laatste spreker was de microfoon voor de voorzitter van de Nts; Beline Geertsema – Key. Beline maakt zich terrecht zorgen over de toekomst van tuinieren als hobby. Het aanbod in tuincentra geeft niet veel hoop, de ruimte voor planten wordt steeds vaker ingenomen door lounge-sets, buitenkeukens, kunst en verhardingsmateriaal. Planten zijn steeds vaker in de verdrukking. Het heeft nog maar weinig met tuinieren te maken. Beline deelde de mening van Eric-Jan Pleijster dat stadstuinbouwprojecten een hoopvolle ontwikkeling vormen voor stadsgroen. Beline; “In de toekomst zie ik in de steden groene linten ontstaan, die slingeren door de stedelijke woongebieden. In de verschillende wijken is ruimte voor burgerinitiatieven met betrekking tot groen met een gemeenschappelijke invulling en onderhoud”. Botanische tuinen, collectietuinen (arboreta, pineta) zullen, naar haar mening moeten blijven bestaan als musea over planten: bronnen van kennis waar men veel voorlichting over planten geeft.
De discussie die vervolgens plaats had was levendig en leverde een aantal suggesties op die zeker de moeite waren voor verder onderzoek. De belangrijkste conclusie was dat er aansluiting moest worden gezocht met de vele stadstuinbouwprojecten. In ieder geval bleek uit de discussie dat het onderwerp ‘Tuinen van de toekomst’ een goede keus was op deze lustrumdag.
Tot mijn groot genoegen nam Suzanne Kooij (hoofd bureau NTs) het woord. Kort en bondig vertelde zij over het succes wat de NTs heeft met haar Sociaal Tuinierenproject, mede door de inzet van vrijwilligers als Robertien Aberson en Marilies Jacobs is er iets moois binnen de Nederlandse Tuinenstichting ontstaan, het project is zo succesvol dat er landelijk interesse voor is.
Carrie Preston
In de middag konden er diverse lezingen worden gevolgd, waarbij mijn eigen voorkeur uitging naar Carrie Preston. Deze van oorsprong Amerikaanse (New Jersey) tuinontwerpster is zeer gedreven in het ontwerpen van voornamelijk stadstuinen waarbij het haar streven is de bewoners naar buiten te lokken zodat zij als vanzelf in contact komen met de natuur. Zij gebruikt in haar ontwerpen (net als Mien Ruys) veel beplanting en hergebruikt veel materiaal. Haar lezing was geweldig en wist het veelkoppige publiek te boeien.
Het was een geweldige dag met veel publiek en een goede sfeer (met goed eten en drinken) , hulde voor de Nederlandse Tuinenstichting!
Word donateur van de Nederlandse Tuinenstichting en ondersteun hiermee het belangrijke werk van de NTs.
Carolside Gardens ligt in de Schotse streek Scottish Borders. Dit is een van de meest vruchtbare streken van Schotland, hoe hoger je komt in het Schotse landschap, hoe moeilijker het tuinieren wordt. Het bloeiseizoen is er korter waardoor ook het sortiment aan planten minder groot is. Gelukkig is dit voor Carolside niet van toepassing en dat is op onderstaande foto goed zichtbaar, met een weelderig, bijna sprookjesachtige, overvloed aan bloei.
Carolside Gardens worden wel de mooiste tuinen van Schotland (in private handen) genoemd. Daar mag u zelf over beslissen bij het kijken naar de foto’s.
De hoge Delphinium is hier niet missen. Links zien we een gedeelte van de vele rozen die in de tuin zijn te vinden.
Delphinium of Ridderspoor, zijn mooie rijkbloeiende planten. Het zijn echte blikvangers in de gemengde border. Meer dan 100 jaar houden kwekers zich bezig met riddersporen, het resultaat zijn vele tuinvormen. Enkele rassen bezitten de echte blauwe kleur, die we maar weinig zien bij andere planten. De Duitser Karl Foerster was een van de bekendste kwekers van riddersporen voor in de tuin. Riddersporen vragen veel van de groene vingers van de tuinier. Ze zijn niet altijd even gemakkelijk om aan de bloei te houden. Een voedzame grond en jaarlijkse mestgift zijn onontbeerlijk. Eenjarige riddersporen heten tegenwoordig Consolida.
De borders van Carolside zijn op een traditionele wijze opgebouwd. Dit wil zeggen van laag naar hoog, vaak met een haag als achtergrond.
Carolside Gardens huisvest de Britse Nationale Plantcollectie van Gallicarozen van voor 1900. De collectie is over een periode van 24 jaar met veel zorg samengesteld.
Rosa gallica is een van oorsprong Franse roos. Het is een sterke roos met zwaar bedoornde takken. De bloemen zijn vrij groot, in de kleuren rood of roodpaars. Later krijgen ze een behaarde rode bottel. Rosa gallica is al heel lang in cultuur. Het ras ‘Officinalis’ met zijn halfgevulde bloemen wordt ook wel de apothekersroos genoemd. Het ras ‘Versicolor’ (ook wel Rosa Mundi genoemd) heeft wit met rood gestreepte en gevlekte bloemen.
Tuinliefhebbers die houden van een groene tuin, maar een glad gazon wat saai vinden, kiezen steeds vaker voor ‘bodembedekkers’. Dat zijn planten en plantjes die samen snel een netwerk vormen van wortels en bladeren en daarmee grote oppervlakten kunnen afdekken. Ze hoeven – laten we eerlijk zijn, dat is toch een voordeel! – niet om de haverklap te worden gemaaid.
Voor de tuinier die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft zitten zijn deze bodembedekkers ideaal. Het onderhoud is een stuk minder waardoor er minder gebruik gemaakt hoeft te worden van onvervangbare brandstoffen. Ze verhinderen de groei van onkruid, dat alleen hoeft te worden verwijderd in het voorjaar, als het sneller groeit dan de bodembedekker. Maar de rest van het seizoen heeft de tuinier er geen omkijken naar.
Lamiastrum galeobdolon
Bodembedekkers houden onkruid tegen doordat zonlicht de bodem eronder niet meer bereikt. Ze hebben ook het voordeel dat de bodemtemperatuur onder die plantenlaag gelijkmatig blijft, wat goed is voor de wortels van de andere tuinplanten en heesters. Ook is de waterhuishouding in de grond onder bodembedekkers vaak beter, omdat het water er niet zo snel verdampt. Je hoeft daardoor minder vaak water te geven. De meeste bodembedekkers vragen zelf vrijwel toch al weinig of geen onderhoud, afgezien van een beetje (kunst-)mest en water.
Alleen sterk woekerende soorten moeten zo nu en dan wat worden ingetoomd.
Alternatieven voor gras als bodembedekker zoals Loopkamille (Chamaemelum nobile ‘Treneague’, Tijm (Thymus), Cotula squalida of Stekelnootje (Acaena novae-zelandiae) zijn wel beloopbaar, maar niet intensief. Tijm geeft door het te belopen daarbij een heerlijke geur af. Overigens komen er op bovenstaande planten volop insecten (bijen) en vlinders af. Vaste planten dragen dus – in tegenstelling tot gras – bij aan een hoge mate van biodiversiteit. Het ene leven trekt het andere leven aan.
Gazon alternatief Thymus
De top vijf van de voor Nederlandse tuinen geschikte bodembedekkers:
Ajuga is een sterke bodembedekker die door middel van uitlopers uitbreidt. In zachte winters kan het blad gedeeltelijk aan de plant blijven zitten. De bloemen zitten in dikke aren en steken boven het blad uit.
Een groot geslacht met veel mooie tuinplanten. Alle soorten hebben knopige stengels. De meeste zijn vaste planten, maar er is ook een eenjarige.
Fragaria vesca Foto: commons.wikimedia.org
Fragaria vesca – Sieraardbei
De bodembedekker onder de aardbeien is de bosaardbei. De kleine rode vruchtjes zijn heerlijk. De bosaardbei is een leuke bodembedekker die zich fors kan uitbreiden.
Een sterke en groenblijvende bodembedekker. Het zijn feitelijk kleine heestertjes die zich tot de vaste planten kan rekenen. De kleine maagdenpalm kan goed in de schaduw, maar zal met meer zon rijkelijker bloeien.
Een sterke bodembedekker, die erg woekert met vele uitlopers. Deze plant groeit op plekken waar geen enkele andere plant wil aanslaan. De kweekvormen groeien bescheidener en zijn niet lastig.
Het beplanten van daken is een van de meest innovatieve en snelst groeiende ontwikkelingen op het gebied van ecologie, horticultuur en bouwen. In Nederland zijn er steeds meer groene daken bijgekomen in de afgelopen jaren. In verschillende andere landen in Europa is men ons al een aantal jaren vooruit gestreefd in deze ontwikkeling. Er is dus nog een flinke slag te slaan en biedt deze ontwikkeling volop kansen in de groene sector.
Groen op het dak of langs de gevel is al zo oud als de weg naar Rome, of in ieder geval vanaf ongeveer de 7e eeuw voor Christus toen volkeren langs de Tigris en Eufraat hun gevels en daken decoreerde met planten. Het meest bekende voorbeeld hiervan zijn de hangende tuinen van Babylon. Recenter in de geschiedenis zijn de groene daken zoals wij die kennen van de Noren. In Noorwegen werden de daken voorzien van een laag turf voor beplanting nadat het dak ‘waterproof’ werd gemaakt met stukken berkenbast.
In eerste instantie waren het vooral daktuinen die groen op het dak brachten. Op een harde vlakke ondergrond werd met behulp van plantenbakken een daktuin gemaakt. De nieuwe stijl van vergroenen van daken bestaat tegenwoordig uit voornamelijk twee manieren: intensief en extensief, deze benadering heeft zijn wortels in Duitsland. De keuze tussen deze twee technieken berust op de hoeveelheid aan onderhoud die er nodig is.
Ford-fabriek in Michigan
Intensief (daktuin).
Intensieve dakbeplanting komt voort uit de oude-stijl daktuinen. De daktuin wordt hier op dezelfde wijze gebruikt als een traditionele tuin, ook het onderhoud ervan komt overeen met een tuin op grondniveau. De bodem van deze tuinen heeft een diepte van tenminste 15 cm. In eerste instantie werd hier gewone aarde voor gebruikt maar in een later stadium is dit vervangen door een (lichtgewicht) substraat.
Simpele intensieve groendaken worden voorzien van gras of andere bodembedekkers die regelmatig onderhoud behoeven, de substraatlaag kan dunner zijn en daardoor ook minder kostbaar. Een intensief dak kan allerlei beplanting krijgen, dit kunnen bijvoorbeeld vaste planten, bomen, heesters en gras zijn. Deze daken kunnen zelfs zijn voorzien van vijvers en zijn in de meeste gevallen te betreden en moet er regelmatig onderhoud worden gepleegd.
Extensief (groendak).
Extensieve groendaken zijn in eerste instantie niet bedoeld om door mensen te betreden. Deze tuinen zijn in veel gevallen zelfs niet eens te zien. Indien het dak het (bouwkundig) toelaat kunnen er wel paden of uitkijkpunten op komen. Deze daken zijn ecologisch en duurzaam omdat er minder beroep wordt gedaan op arbeid en de beplanting is aangepast aan de lokale omstandigheden, zodat er bijvoorbeeld geen extra water nodig is. De substraatlaag is meestal dun (2 tot 15 cm.) waardoor de belasting van het dak minder is en dit dus ook de bouwkosten drukt.
De beplanting is ‘en masse’ en kan worden vergeleken met grasplantjes in een grasmat. Het groendak zoals deze daken over het algemeen worden genoemd is ontworpen om zo weinig mogelijk onderhoud te plegen. Het onderhoud bestaat voornamelijk uit ‘walkovers’ om ongewenste soorten te verwijderen. Extensieve groendaken zijn over het algemeen veel goedkoper dan intensieve daken, zowel in constructie als onderhoud.
In de mix.
De benadering zoals hierboven aangegeven is niet altijd zo simpel als het hier lijkt, er zijn veel voorbeelden waar extensief en intensief in elkaar overlopen. Een intensief dak zou bijvoorbeeld extensieve elementen kunnen bevatten, zoals de naturalistische beplanting, biodiversiteit en watermanagement.
Groendaken voor biodiversiteit.
Wanneer u bijvoorbeeld bij uw nieuw te bouwen woning het dak laat uitvoeren als groendak waarop de oorspronkelijke planten van het gebruikte terrein worden geplaatst zorgt u ervoor dat de impact op het milieu zo klein mogelijk is. De natuur is er immers in het aantal vierkante meters vrijwel niet op achteruit gegaan.
Brown Roof.
Als tegenhanger van de alomtegenwoordige sedumdaken met hun dunne substraatlaag kwam er meer behoefte aan groendaken met een regionale identiteit. Deze groendaken vonden hun oorsprong in Zwitserland. Bij deze daken gaat het primair om het maken van habitats voor biodiversiteit. De substraatlaag wordt samengesteld met, steengruis, verpletterd beton, zand, gravel en aarde afkomstig van het bouwterrein van waar het groendak komt. Er kan worden gekozen om de beplanting spontaan te laten ontstaan of er wordt een specifieke zadenmix samengesteld.
De substraatlaag heeft verschillende hoogtes met een minimum van 15 cm, maar kan zeker niet tot de lichtgewicht substraten worden gerekend. Ook kan een dergelijk dak boomstronken en watergedeelten bevatten. Deze daken zorgen voor een zo klein mogelijke verstoring van de natuur. Het zijn ook deze daken die een uitdaging vormen voor creatieve tuinontwerpers! Omdat deze daken, net als het nabijgelegen terrein, niet het hele jaar rond groen zijn worden zij vaak ‘Brown Roofs’ genoemd.
Groendaken voor watermanagement.
Groendaken en dan vooral de extensieve variant kan een grote rol spelen in watermanagement in vooral stedelijke gebieden. Het zijn juist deze gebieden die voor ongeveer 40/50 % van het oppervlak uit daken bestaan. Gemiddeld 75 % van de regenval in stedelijke gebieden wordt zo snel mogelijk afgevoerd omdat de oppervlaktes bestaan uit asfalt, beton en dakbedekking, in een groen gebied is dit slechts 5 %. Steeds vaker zorgt hevige regenval in stedelijke gebieden voor problemen zoals overstromingen door te zware belasting van het rioleringssysteem.
Groendaken kunnen functioneren als buffer tussen het weer (zware regenbuien) en het drainage of rioleringssyteem. Regenwater wordt geabsorbeerd door het substraat en de planten. Een gedeelte hierbij wordt terug gegeven aan de atmosfeer door verdamping. De opslagcapaciteit van een groendak varieerd door factoren als: welk seizoen van het jaar, de diepte van het substraat, het aantal en type lagen die zijn aangebracht bij de constructie, de helling van het dak, de eigenschap van het groeimedium, het type plant wat wordt gebruikt en de intensiteit van de regenval.
De snelheid waarmee het water van gladde oppervlaktes, zoals dakbedekking, asfalt, beton, richting het drainage of rioleringssysteem vloeit wordt gemeten in het runoff-effect. Bij een standaard dak is dit al snel rond de 80%, bij een groendak met een substraat van 5 cm is dit 50% en bij een groendak met 15 cm substraat is dit 40%. Dit is een aanzienlijk verschil! In het watermanagement in en rond onze woning of kantoor kunnen we meedere elementen toepassen, naast het groendak kan dit ook een muurtuin, verhoogde border, vijver of bioswale (een greppel met beplanting) zijn. Wanneer er meerdere van deze elementen worden toegepast spreken we van een: SUDS, Sustainable Urban Drainage System.
Groendaken voor een beter milieu.
Groendaken vergroten de aanwezigheid van planten in het stedelijke gebied en daarmee ook de goede eigenschappen van planten op ons milieu. Planten zijn van groot belang voor het opvangen van fijnstof uit de lucht.
Groendaken, en groen in het algemeen, kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van het stedelijk klimaat. Doordat kale daken de warmte van het zonlicht vasthouden, er tussen bebouwing minder wind waait en auto’s, fabrieken en airconditioning restwarmte afgeven stijgt de temperatuur in een stad snel, dit wordt het Urban Heat Island Effect genoemd.
Als voorbeeld: de stad Berlijn, hier is de nachttemperatuur in een windloze nacht 9 graden celcius warmer dan het omringende landschap. Beplante daken en vooral veel groen in de stad veroorzaken als het ware een gunstig microklimaat.
Het effect dat groene ruimtes over het algemeen hebben op het stedelijk klimaat heeft tot nu toe weinig aandacht gekregen. De belangrijkste functie van stadsgroen in deze context is het gebruiken van warmte/zonenergie als motor in het proces van evapotranspiratie van de vegetatie., dit heeft over het algemeen een verkoelend effect. Evapotranspiratie is het gecombineerde effect van transpiratie (de beweging van water door de plant, vanaf de wortels tot het teruggeven via de bladeren aan de atmosfeer) en de evaporatie (verdamping) van water van de aarde en de oppervlakken van de vegetatie.
Grote open plekken met groen, zoals parken met veel open grasvelden hebben een minder verkoelend effect dan kleinere groene plekken met een afwisselende beplanting. Het beste effect wordt bereikt met veel tuinen, pocket-parken en groendaken in een zo groot mogelijke concentratie.
Groendaken kunnen ook, een niet onbelangrijke, rol spelen bij het terugbrengen van geluidsoverlast. Harde opppervlakken in het stedelijk gebied hebben de eigenschap het geluid te weerkaatsen. Groene daken echter kunnen het geluid absorberen, zowel de beplanting als de substraatdiepte zijn hierbij de belangrijkste factoren. Hoewel er over dit onderwerp weinig wetenschappelijk is gepubliceerd zou een groendak met een substraatlaag van tenminste 12 cm het geluid reduceren met 46-50 %. Duitse onderzoekers hebben met een groendak (met 10 cm substraat) bij een gebouw op Frankfurt Airport het geluid in het gebouw kunnen reduceren met 5%.
Economische voordelen.
Het eerste economische voordeel is de levensduur van een groendak ten opzichte van een conventioneel dak. Een normale dakbedekking heeft een gemiddelde levensduur van 15-20 jaar, terwijl een groendak al snel 30-50 jaar mee kan gaan. Een groendak stelt bij de aanleg hogere eisen, gedeeltelijk vanwege het gewicht maar ook omdat het dak simpelweg 100% waterdicht moet zijn. Dit brengt met zich mee dat een groendak dus ook duurder is om aan te leggen, daar tegenover staat dat het dak langer mee gaat doordat het dak beschermd wordt tegen extreme weersomstandigheden door de beplanting en de substraatlaag. Er zijn in de praktijk zelfs voorbeelden van groene daken die voor de Tweede Wereldoorlog zijn aangelegd en die nu nog steeds in een goede conditie verkeren (Derry and Toms Department store in Londen – 1938).
Bij veel bedrijfspanden zijn de kosten voor het koelen (airconditioning) in de zomer hoger dan de kosten voor het verwarmen in de winter. Met de aanleg van groendaken op uw bedrijfspand behaald u een direct resultaat door een flinke daling in uw energiekosten.
Om een maximaal effect te verkrijgen moet het groendak worden voorzien van een groenblijvende beplanting.
Bij een buiten-temperatuur van tussen de 25-30 graden celsius is de binnen-temperatuur onder een groendak 3-4 graden lager in vergelijking tot een conventioneel dak. In klimaten waarbij airconditioning essentieel is voor het verkrijgen van een aangenaam werkklimaat kan een groendak een belangrijke rol spelen bij het verlagen van de binnen-temperatuur, een verlaging van de temperatuur van 0,5 graden, door een groendak, geeft een besparing in de kosten voor airconditioning van 8%.
In Canada heeft Environment Canada onderzoek gedaan bij twee dezelfde bedrijfspanden met één verdieping. Een van de gebouwen was voorzien van een groendak (met div. grassoorten) waarop een substraatlaag is aangebracht van 10 cm, het andere gebouw was voorzien van traditionele dakbedekking, Het gebouw met het groendak was daarbij 25% goedkoper uit met de kosten voor het koelen met airconditioning in vergelijking met het gebouw zonder een groendak.
Vooral bij grote kantoren en fabrieken is deze besparing van gemiddeld 25% op de energiekosten een belangrijke reden om het gebouw van een groendak te voorzien.
Brooklyn Grange New York
De substraatlaag.
Een substraatlaag kan bestaan uit een van de volgende materialen of uit een mix van materialen:
De cijfers geven het gewicht aan in kg per m2 in een 1cm dikke laag
Gravel 16-19
Kiezels 19
Puimsteen 6,5
Baksteen 18
Zand 18-22
Zand en gravel 18
Aarde/grond 17-20
Lavasteen 8
Perlite 5
Vermiculite 1
Gebakken kleikorrels 3-4
De beplanting.
Geschikt bevonden planten voor een groendak. (beknopt overzicht)
Vaste planten.
Extensief groendak, substraat van 4-6 cm diep.
Acaena microphylla
Acinos alpinus
Carlina acaulis
Chiastophyllum oppositifolium
Euphorbia capitulata
Fascicularia
Herniaria alpina
Jovibarba sobolifera
Mazus reptans
Petrorhagia saxifraga
Raoulia australis
Rosularia aizoon
Sagina subulata
Saxifraga paniculata
Scutellaria orientalis
Sedum
Sempervivella alba
Sempervivum arachnoideum
Extensief groendak, substraatlaag van 6-12 cm.
Alyssum argenteum
Antennaria dioica
Anthericum liliago
Anthyllis vulneraria
Armeria juniperifolia
Asplenium trichomanes
Aubretia
Babiana
Centaurium erythraea
Cerastium tomentosum
Corydalis
Cymbalaria muralis
Dianthus anatolicus
Duchesnia indica
Echeveria
Erinus alpinus
Hypochaeris glabra
Iris pumila/flavescens
Leontodon autumnalis
Leptinella
Lysimachia nummularia
Oxalis acetosella
Polypodium vulgare
Potentilla cinerea/erecta
Primula veris/vulgaris
Prunella vgrandifloa
Saponaria pumila
Serratula seoanei
Teucrium pyrenaicum
Thymus
Verbascum phoeniceum
Extensief/semi-extensief groendak, substraatlaag van 10-15 cm.
Achillea
Aethionema grandiflorum
Ajuga pyramidalis
Alchemilla alpina/conjucta
Anacyclus margaritacea
Anthemis nobilis/tinctoria
Aquilegia alplina/canadensis
Arabis caucasia
Artemisia
Ararum caudatum
Aster
Bergenia cordifolia
Billbergia
Calamintha grandiflora/nepeta
Campanula
Carlina vulgaris
Centaurea
Centranthus ruber
Daucus carota
Davallia
Delosperma cooperi
Dryas drummondii
Epimedium alpinum
Erigeron glabellus/glaucus
Erodium cheilanthifolium
Euphorbia
Filipendula vulgaris
Geranium cinereum/dalmaticum/endressii
Glechoma hederacea
Globularia cordifolia
Gypsophila paniculata/repens
Hedera helix
Helianthemum nummularium
Horminum pyrenaicum
Hypericum olympicum/perforatum
Iris aphylla/graminea/pallida
Leucanthemum vulgare
Limonium latifolium
Linaria alpina
Lychnis coronaria/viscaria
Malva moschata
Nepeta
Oenothera acaulis
Ononsis cristata
Onosma alborosea
Origanum laevigatum
Pachysandra terminalis
Penstemon hirsutus ‘Pygmacus’
Phlox
Pulsatilla vulgaris
Ranunculus bulbosus
Sanquisorba minor
Tiarella cordifolia
Verbascum nigrum
Veronica incana/prostrata
Vinca major/minor
Viola biflora
Semi-extensief groendak, substraatlaag van 15-20+ cm.
Als fotograaf zie je veel en dat is ook één van de charmes van dit beroep. Soms zijn er ‘plaatjes’ bij die meer intrigeren dan anderen, zoals deze opname, die ik in oktober maakte. Ik bleef maar kijken en fotograferen . . . dit kan namelijk niet voor mijn gevoel! Deze combinatie is door z‘n contrast in kleur, vooral ook doordat het zo laat in het tuinseizoen is, zeer fascinerend. Veel mensen vonden dat blijkbaar ook en moesten even van dichtbij kijken of het echt wel klopte wat ze dachten te zien.
De warme najaarskleuren komen van de meerstammige boom Nyssa sylvatica , volgens een naambordje onder het warm gekleurde loof. Nooit van gehoord, dus thuis meteen opgezocht. Volgens mijn tuinplanten encyclopedie is het een boom, die in de USA wel 30 meter hoog en ongeveer 25 meter breed kan worden. Hier in Nederland blijft hij lager, ongeveer 5 meter en de boom wordt hier dus ook meer voor een forse struik aangezien. Dat is maar goed ook, anders had hij hier ook nooit kunnen staan.
Er bestaat overigens ook een Nyssa aquatica, die zelfs in het water geplant kan worden. Dat biedt perspectief nu ons klimaat steeds natter gaat worden! Beide soorten zijn volledig winterhard. Een matige winterhardheid heeft Nyssa sinensis, een soort uit China, die ook iets lager blijft. De kleuren zijn, volgens het boek, in het najaar bij alle soorten en cultivars zeer de moeite waard. Dat is dus bij deze opname ook duidelijk te zien. Erg mooie en waardevolle struik in deze tijd van het jaar.
Maar dan de Delphinium ‘Magic Fountains‘! De paarsblauwe bloemen zijn bedrieglijk fris, en dat komt door het uitknippen van de uitgebloeide stelen in juni/juli. Dit trucje, dat de plant aanspoort tot herbloei, werkt bij riddersporen goed, en zo ook hier. Op zich niets mis mee, ik kan me ook best voorstellen dat mensen dit doen, maar toch geeft het me nu een raar gevoel. Vooral omdat je hier zo met de neus op de feiten wordt gedrukt door de herfstkleur van de Nyssa. Het klopt dus niet. Riddersporen horen nu eenmaal bij de vroege zomer. Alles in de natuur heeft z‘n plaats en tijd. Ik weet wel dat een tuin geen natuur is, maar toch . . .
Met de Dahlia is helemaal niets mis, die hoort bij uitstek in de nazomer en de herfst te bloeien en past dus in dit plaatje. En niet alleen qua tijd, maar de kleur is ook mooi in deze setting.
De donkerbladige plant is de éénjarige Perilla frutescens ‘Atropurpurea Laciniata‘. Dit donkerrode blad kan een mooi dramatisch effect geven aan een border en combineert met de meeste (bloem-) kleuren. Bijkomend voordeel is dat de plant tot de eerste nachtvorst in prima conditie blijft. Ik zie hem ook steeds vaker toegepast in tuinen. Toevallig kleurt deze plant nu erg mooi bij de Nyssa, maar toen de struik nog donkergroen blad had, was er geen sprake van een combinatie. Je zou het dan zelfs saai en overbodig kunnen noemen.
Het blijft een rare samenloop van omstandigheden die deze combinatie mogelijk maakte. En ook al ben ik niet zo‘n ‘terugknipper’ en hou ik van ‘natuurlijk’, toch sta ik hier bij te likkebaarden. Met recht een surprise party!
De veelzijdigheid van bloembollen is haast oneindig. Voor elk type border zijn er soorten en combinaties genoeg. Voorjaarsbollen kunnen het bloeiseizoen behoorlijk verlengen. Al jarenlang hebben bollen zich bewezen in klassieke borders, maar ook in de natuurtuinen van nu worden zij veelvuldig toegepast. Bloembollen mogen eigenlijk in geen enkele border ontbreken !
Muscari ‘Baby Breath’-Ipheion ‘Alberto Castillo’
Om tureluurs van te worden.
Voorjaarsbollen als Crocus en sneeuwklokje zijn vaak de eerste in bloei in onze borders, tulpen en Hyacinth volgen. De zomerbloeiers als o.a; Dahlia, Begonia en Ornitogalum zijn volledig ingeburgerd. Laatbloeiers zijn o.a; cyclamen en Colchicum. Elke groep heeft zijn eigen kenmerken, denk bijvoorbeeld maar aan zomerbloeiers die vaak een exotisch uiterlijk hebben als kenmerk, zij komen dan ook voornamelijk uit warme oorden. Najaarsbollen zijn relatief het meest onbekend, het is vaak moeilijk een geschikte plek voor ze te vinden. De meeste najaarsbollen zijn laagblijvende soorten en raken bedolven onder de in verval rakende zomerbloemen. Er is voor elke border wel een geschikte bollencombinatie, de keuze aan bollen is om tureluurs van te worden.
Tulipa; Narcissus; Freesia; Fritillaria
Plannen maken.
De klassieke border vraagt om bloembollen geplant in groepen van meestal één soort bol. Deze groepen zijn vaak rond van vorm en komen iets stijfjes over. Het planten in drifts komt natuurlijker over, kleine en grote groepen door elkaar en geleidelijk overgaand in de volgende groep met een andere samenstelling.
Borders in tuinen in de natuurstijl zijn meestal meer organisch van vorm en rondom te bezichtigen, de beplanting bestaat uit vaste planten, heesters, grassen, eenjarige planten en bloembollen. De natuurlijke uitstraling van deze borders vraagt om een andere benadering, een meer natuurlijke, bij het maken van een bollenplan.
Tulipa; Muscari; Hyacinthus
Er worden combinaties gemaakt van bollen in één soort met verschillende kleuren en mixen van verschillende soorten die qua kleur en bloeitijd goed bij elkaar passen. Het maken van een dergelijk bollenplan is een kunst op zich. Tuinontwerpers die zich hebben toegelegd op bloembollenmengsels hebben vaak al jaren van vallen en opstaan achter zich. Maak dus gebruik van de kennis die zij bezitten en probeer daar in een later stadium uw eigen twist aan te geven. De bekendste tuinontwerper met jaren ervaring, met bloembollen, in binnen- en buitenland is Jacqueline van der Kloet. In haar boek; Kleur je tuin, staan veel voorbeelden, aanrader dus!
Bloembollen zijn bij uitstek geschikt om in de border te worden aangeplant. Als de voorjaarsbollen aan hun retour beginnen en het blad langzaam afsterft zijn het de eerste vaste planten die hun plek krijgen in de borders. Naast lentebollen zijn er ook zomerbollen en najaarsbollen. U zou er voor kunnen kiezen om de bollen (lente, zomer en herfstbollen) in lagen te planten. Dit soort beplanting wordt simpel aangeduid als lasagnebeplanting. De bovenste laag wordt samengesteld uit de vroegste bloeiers zoals Crocus. De laag eronder bloeit iets later. U zult zien dat zelfs als de eerste laag nog in bloei is, de tweede laag zich al langzaam laat zien. Deze manier van beplanten is ook zeer geschikt in potten en manden.
U kunt bollen gebruiken als éénjarige, als vaste plant, of om ze te laten naturaliseren. Bij dit laatste laat u de bollen in de grond op plekken waar dit geen probleem is. De bollen bloeien elk jaar opnieuw en breiden zich gestaag uit, denk hierbij aan bollen als Crocus of sneeuwklokjes.
Bekijk deze video met meer weetjes over verwilderingsbollen.
Wat u nog meer moet weten over bloembollen in de border;
Plantdiepte; als regel kunt u aanhouden, 3x de hoogte van de bol.
Plantafstand; als regel kunt u aanhouden; hart op hart (dus van middelpunt bol tot volgende middelpunt) een afstand van 14 cm. Vijftig bollen per m2 is standaard.
Blad en bloemstengel moeten volledig kunnen afsterven.
Bollen na aankoop z.sm. planten. Anders moet u ze bewaren op een goed geventileerde plek in opengemaakte zakke.
Bollen het liefst vlak voor een goede regenbui planten.
Een aantal bollen behoort tot de zgn. Stinzenflora, lees in dit bericht meer.
Tuinliefhebbers opgelet! Je kunt nog langer genieten van de allereerste bloemen in het voorjaar. Hoe? Door een smaakvolle lasagne van bloembollen te maken. Hiervoor hoef je niet de keuken in; alles gebeurt in de tuin. Het recept is simpel: je plant verschillende laagjes bloembollen boven elkaar, net als bij het Italiaanse pastagerecht. Het gerecht heeft wel enige tijd nodig om op smaak te komen, dus begin al in het najaar. Je zult zien dat je in het voorjaar maandenlang van bloemenpracht kunt genieten als de bloembollen een voor een gaan bloeien. Dat het maar mag smaken!
Het maken van bloemenlasagne is niet moeilijk. De volgende ingrediënten zijn nodig: royale potten of een balkonbak, hydrokorrels, potgrond en bloembollen. Zorg voor gaatjes in de bodem van de pot of balkonbak zodat een teveel aan water kan weglopen. Leg een laagje hydrokorrels of potscherven op de bodem met daarbovenop een laag van 10 cm potgrond. Hierin wordt het eerste laagje bollen geplant. Ze mogen dicht bij elkaar staan voor een volle bloei. Bedek het eerste laagje met ongeveer 5 cm potgrond en plant daarin de volgende laag. Ook deze bollen mogen dicht bij elkaar staan, maar laat een paar millimeter vrij voor het jonge blad. Strooi potgrond over de tweede laag bollen en plant hierin de derde en laatste laag. Vul tot slot de pot aan met potgrond. Druk het wat aan en verwen de bollen met water.
Tip Lasagnebeplanting kan ook in de volle grond; dat werkt net zo goed.
Een pot bonte vrolijkheid
1 – Potje bonte vrolijkheid
Omdat bloemen in alle kleuren van de regenboog verkrijgbaar zijn, kun je het zo vrolijk maken als je wilt. Een potje bonte vrolijkheid maak je met de volgende bloembollen:
Bloembollenlasagne past prima in een luxueuze omgeving met kwalitatieve, natuurlijke materialen. Rauw beton en grof hout geven de bloeiende bloembollen een voetstuk om op te stralen. Een potje eigentijdse natuur maak je met de volgende bloembollen:
Voor bloemenlasagne heb je niet altijd een pot nodig, want het kan ook in de volle grond. Het enige dat je nodig hebt is een hoekje in de tuin waar je de lasagne kunt opbouwen. Wilde schoonheid zonder pot maak je met de volgende bloembollen:
Mien Ruys was een van de meest invloedrijke en zeker meest productieve tuinontwerpers van de twintigste eeuw. Ze begon rond 1920 tuinen te ontwerpen en liet tegen de tijd dat ze overleed een portfolio achter van ruim 3000 tuinontwerpen.
Het werk van Mien Ruys kenmerkte zich door een beplantingstechniek waarin vaste planten en grassen hun intrede deden in onze tuinen en in het openbaar groen. De losse en meer natuurlijke schikking van planten in haar borders was iets waarmee zij zich onderscheidde van andere tuinontwerpers uit haar tijd.
Volgens haar biograaf Reinco Geertsema waren er duidelijk drie periodes in haar wijze van ontwerpen; Tot omstreeks 1945 waren haar opdrachten in hoofdzaak grotere particuliere tuinen, waar de vaste plantenborder altijd een hoofdrol speelde. Na de oorlog, de tijd van wederopbouw, had ze veel werk voor woningbouwverenigingen en maakte ze veel ‘gemeenschappelijke tuinen’. Veel ontwerpen uit die periode werden gekenmerkt door schuine lijnen.
Op zoek naar een optimaal gebruik van de buitenruimte ontwierp ze paden, terrassen en plantvakken onder een schuine hoek ten opzichte van de gebouwen en in contrast ermee. Zo kreeg ze in die periode de bijnaam ‘Schuine Mien’. Vanaf de jaren ’60 werden de schuine lijnen weer recht, met vaak strakke blokken van geschoren groen in contrast met een uitbundig gebruik van vaste planten.(www.tuinenmienruys.nl)
Net zoals we dat de laatste tientallen jaren hebben kunnen zien bij de grote tuinmeesters van nu zoals, Piet Oudolf en Jacqueline van der Kloet, lag de basis van veel succesvolle ontwerpen bij Mien Ruys ook in het experimenteren in haar eigen tuin. Daar werden combinaties van vaste planten met bijvoorbeeld grassen of bloembollen aangelegd en zagen we dit later terug in Mien Ruys haar ontwerpen voor tuin en park.
Voor Mien Ruys begon dit experimenteren met beplantingen in de boomgaard en groentetuin van haar ouders. Om ervaring op te doen met de planten die op de kwekerij van haar vader (Moerheim kwekerij) werden gekweekt, experimenteerde ze daar met planten voor zon en schaduw. De planten die zij uitkoos in haar eerste proefopstellimg haalde stuk voor stuk het volgende jaar niet. Al snel ontdekte Mien Ruys dat zij planten had gebruikt die thuishoren op een kalkrijke bodem en niet wilden gedijen op de wat zurige grond in Dedemsvaart.
De oplossing hiervoor kon gevonden worden in of de bodemgesteldheid veranderen of het plantenassortiment aanpassen. Het werd de laatste oplossing waarbij zij de belangrijke les had geleerd om voortaan bij haar ontwerpen uit te gaan van planten die thuishoren bij de gegeven omstandigheden, een stelregel die zij niet meer zou loslaten.
Net als veel van haar collega’s uit dezelfde periode zocht Mien Ruys naar de essentie van de ruimte en de mogelijkheden van de plek; een eenvoudige, functionele indeling, waarbij haar collega’s de borders met vaste planten zagen als een overbodige luxe. Mien Ruys meende daarentegen dat vaste planten juist de natuurbeleving in een tuin mogelijk maken, een in haar ogen belangrijke functie van de tuin.
De tuinen in Dedemsvaart waren voor Mien Ruys haar proeftuinen. De eerste twee tuinen bestaan nog steeds: de verwilderingstuin en de oude proeftuin met de grote border. De Tuinen Mien Ruys bestaan nu uit een reeks van dertig stijltuinen die zowel volgens oude als nieuwe tuinideeën zijn aangelegd en beplant met uitgebalanceerde plantencombinaties. Er wordt geëxperimenteerd met nieuwe plantencombinaties en tuinmaterialen.
Het masterplan van Nelson Byrd Woltz Landscape Architects voor landgoed The Cedars werd geïnspireerd door het historische pand, overblijfsels van de oorspronkelijke tuin, de boederij en het boslandschap. Een aantal elementen van de oude tuin waren de inspiratie voor het nieuwe hoofdpad die kwam te liggen van oost naar west en daarbij de twee uiteinden van het landgoed met elkaar verbind. Het nieuwe pad doet dienst als een soort ruggengraat waarlangs de qua omvang en formaliteit verschillende tuinkamers kwamen te liggen.
Het nieuwe pad (Long Walk) van oost naar west vormt de ruggengraat waarlangs, de wat betreft omvang en invulling, verschillende tuinkamers kwamen. De dichtbij bij het woonhuis gelegen gedeeltes van de tuin doen hier duidelijk dienst als verlengstuk van het woongedeelte. In een schaduwrijke ommuurde tuin zuidelijk van het huis gelegen ligt de Secret Garden die is uitgerust met een beplanting in oosterse sferen. Naar het noorden een ommuurde moestuin met fruitbomen in leivorm, en veel soorten groenten en kruiden. In dit stuk van het landgoed staat ook de kas.
Verder van het woonhuis gelegen tuinen hebben een minder formeel uiterlijk. Zo vinden we hier een parkachtig gedeelte met veel rhododendrons. Verder naar de buitengrens van het landgoed een volwassen dennenbos met een onderbeplanting van varens, struiken en kleine bomen.
Nabij het zwembad vinden we ook een grote vijver met een oeverbeplanting van inheemse soorten. Een grote pluktuin en gedeeltes met een agrarische bestemming maken het landgoed compleet. Na deze grondige aanpak (in 2010) van Nelson Byrd Woltz Landscape Architects is het landgoed weer klaar voor de toekomst.
Bij een moderne beplanting zijn schermbloemigen een niet te missen factor. Net als bij grassen waren schermen nog niet zo lang geleden een vrij onbekend terrein voor tuiniers. Beiden zijn zij nu niet meer weg te denken in een moderne gemengde beplanting.
Lychnis chacedonica ‘Alba’
Een succesvolle plantencombinatie is voor een groot deel afhankelijk van vormen van bloemen. Het zijn juist deze schermen (en grassen) die onze beplanting het natuurlijke karakter meegeven. In weides en bermen zijn het schermen die bij ons voorkomen in grote aantallen, vooral het fluitekruid (Anthriscus sylvestris) en pastinaak (Pastinaca sativa) komen veelvuldig voor.
In onze stukjes nagebootste natuur zijn schermen een belangrijk onderdeel als we een zo natuurlijk mogelijk ogende beplanting wensen. Een goed mengsel van planten bestaat, naast schermen, uit verschillende vormen zoals; aren, knopen/bollen, pluimen, margrieten en filters.
Sedum ‘Matrona’
Een moderne natuurlijke beplanting word opgebouwd in lagen, schermen zullen door hun hoogte en groeiwijze vaak tot de midden of hoogste laag behoren. Om zicht te blijven houden op de onderste laag planten is voor planten in deze lagen transparantie een belangrijk begrip. Veel schermen hebben deze eigenschap en bezitten daarnaast ook nog eens ragfijn blad, wat deze transparantie nog meer tot goede komt. Je kunt als het ware door de schermplanten heen naar de planten erachter of eronder kijken, dit geeft vaak een mystiek effect.
Sedum spectabile ‘Star Dust’
De bekende tuinontwerper en Dutch Waver van het eerste uur Ton ter Linden gebruikt vaak hoog opgaande transparante planten op een plek aan de voorzijde van zijn borders om dit mystieke effect te bereiken.
Een goede combinatie heeft naast de bloeivorm ook variatie in bladvormen.
Bij de schermbloemigen zijn er planten die dienst kunnen doen als structuurplant (Angelica gigas en A. archangelica) en zijn er zogenaamde gatenvullers. Als u dan eenmaal bent overgegaan tot het gebruiken van schermen zult u zich afvragen waarom u dit niet al veel eerder heeft gedaan. Vaak zult u merken dat u al veel eerder schermen bent gaan gebruiken, denk maar eens aan Phloxen en Zeeuws knoopje (Astrantia).
Smyrnium perfoliatumVeel schermbloemen hebben een fraai afterlife.
De meeste schermbloemigen zijn tweejarige en kortlevende vaste planten die zichzelf uitzaaien. De meeste bloeien meteen in het eerste jaar en sommige pas in het tweede jaar. Als de ouderplanten doodgaan zullen de nieuwe zaailingen zich in het voorjaar laten zien, vaak net op een andere plek. Deze spontane eigenschap maakt ze nog meer geschikt voor dit soort tuinen.
De Vincennes spoorweg door Parijs was tot 1969 in gebruik. Tot dat jaar was het een drukke verhoogde spoorweg. Het zou nog tot 1986 duren voordat dit spoorwegviaduct zijn nieuwe functie als park kreeg. Het verhoogde park op het negentiende eeuws viaduct strekt zich uit over een lengte van 4.5 kilometer van de Opera Bastille oostwaarts richting de stad. Het park kreeg de naam; Promenade Plantée, en was de inspiratie voor de High Line in New York.
De Vincennes spoorweg was van 1859 tot 1969 in gebruik als een drukke spoorverbinding door Parijs. Bezoekers kunnen op veel plekken langs het viaduct het park bereiken en zich even ontspannen in een prachtig stuk groen hoog boven de grond. Het park dat in 1986 in gebruik werd genomen is ontworpen door architect Phillipe Mathiaux en voor de beplanting landschapsarchitect Jacques Vergely.
Uitzicht op de prachtige architectuur van dit gedeelte van Parijs.
Onder het park zijn de hoge bogen van het historische bouwsel omgetoverd tot ateliers en winkels. Hier en daar raast ook het drukke autoverkeer van Parijs onder de fraaie bogen door. Eenmaal boven kan je jezelf wanen in wat lijkt een eindeloos lang park.
Wat begint als een park in keurig strakke lijnen opgebouwd krijgt verder een meer natuurlijk uiterlijk. Halverwege wordt je omgeven door hoge bamboestruiken en weer verder is er een lang rechthoekige vijver waar op drie plekken kan worden overgestoken via voetgangersbruggen. De beplanting is hier en daar zo overweldigend dat er open plekken zijn gemaakt om de prachtige architectuur van dit gedeelte van Parijs te kunnen bewonderen.
Ik vond het moeilijk om een mooie foto uit te zoeken voor deze maand; er zijn zoveel prachtige opnamen. Bloemen met rijp, paddestoelen en elfenbankjes, bijzonder gekleurd herfstblad, gloedvolle grassen, en nog veel mooi gekleurde bessen en andere vruchten.
Toch heb ik deze foto gekozen omdat dieren in de tuin voor mij essentieel zijn, en bovendien een grote bron van inspiratie. Daarom zal een ecologische tuin altijd mijn voorkeur hebben. Het is een boeiend proces om van je tuin een klein biotoopje te maken; het helpt mee om bepaalde diersoorten te lokken die anders misschien zouden verdwijnen. Het kan een druppel op een gloeiende plaat zijn als je als eenling erg je best doet, maar gelukkig zijn er steeds meer mensen die beseffen dat gif en chemie funest zijn voor de samenhang in de natuur. Langzamerhand zullen kleine gebiedjes zich aanéén rijgen, helemaal omdat plaatselijke overheden en natuurmonumenten vaak ook aan allerlei voorwaarden werken. Dit aanéén rijgen is belangrijk omdat dieren dan van het ene gebied naar het andere kunnen trekken.
Op een mooie morgen was ik vroeg aan het fotograferen toen ik deze egel zag scharrelen bij het kasje. Waarschijnlijk was hij al bezig een plek te zoeken voor zijn winterslaap. Bij ons in de tuin is dat nooit echt een probleem want we laten de afgestorven planten gewoon in de borders staan. Het afgevallen blad dat op het gazon terechtkomt gooien we tussen deze planten. Goed voor beesten, planten en bodem. Bij het klein maken van het afgestorven materiaal in maart, komen we steevast een aantal egelnesten tegen. We laten ze dan met rust en werken er omheen om het dier de gelegenheid te geven om wakker te worden op z`n eigen tijd en dat zal gebeuren wanneer de temperatuur meer stijgt.
We genieten in deze tijd ook van de puttertjes die in zwermen de zaden uit allerlei planten komen pikken. Ze halen acrobatische toeren uit in de grote kaardenbollen en distels. Het voeren van vogels stellen we uit tot het echt nodig is. Omdat we in het buitengebied wonen komen dan zelfs de fazanten op de voedertafel, en bij vrienden die in het bos wonen halen de eekhoorns de gekste kunsten uit om toch wat mee te kunnen snoepen van al het lekkers. Welk jaargetijde het ook is, ik kan altijd gebiologeerd kijken naar de levende have in de tuin en vaak vergeet ik tijd en werk volkomen.
Het is lastig om de beestjes goed op de gevoelige plaat vast te leggen, want het zijn geen fotomodellen die je kunt aansturen. Met hun snelle bewegingen gaan ze gewoon hun gang, dus je moet je apparatuur hierop aanpassen. Veel diepte hoef ik op de opname niet te zien, dus ik stel in op de snelste tijd die de camera bij dit licht aankan. Deze snelheid bevriest de beweging het dier. Met een telelens van 300 of 400 mm kun je het onderwerp genoeg dichtbij halen. Dieren fotograferen is een vak apart maar met een ecologische tuin, goede apparatuur èn alert zijn, kom je toch een heel eind.
Prachtig blad en sierlijke bessen: er is haast geen tuinplant die zo haar best doet om je vrolijk door de donkere dagen te slepen als Bergthee. November is een uitstekende maand om het sierlijke plantje een plek te geven in de tuin of op het terras. Niet voor niets staat Bergthee als Tuinplant van de Maand november in de spotlights.
Bessen en bloemen
Het eerste dat opvalt aan Bergthee (Gaultheria procumbens) zijn de bessen. Ze zijn rood en blijven de hele winter zitten. Ook het blad is schitterend. De ovaaltjes zijn het grootste deel van het jaar frisgroen en verkleuren in de herfst naar dieprood tot purper. Zo komt de kleur van de bessen extra goed uit. Bergthee is echter ook in de lente en zomer een aanwinst voor de tuin. In het voorjaar verschijnen er nieuwe, frisgroene blaadjes en in de zomer laten de witte of lichtroze bloemetjes zich zien.
Olie en thee
Van het blad van de in de natuur groeiende Gaultheria kan in Azië en Noord-Amerika thee worden getrokken. Dat verklaart direct de volksnaam Bergthee. Ook wordt etherische olie gewonnen uit het groene blad. Deze heeft pijnstillende en ontstekingswerende eigenschappen. De olie ruikt licht naar munt en wordt onder meer gebruikt als massageolie die zou werken bij rugpijn en reuma.
Winterhard
Bergthee is makkelijke en winterharde tuinplant. De beste plantplek is in de zon of halfschaduw. Gebruik bij aanplanting potgrond met voeding zodat de wortels zich goed kunnen ontwikkelen. Bergthee kan ook heel goed in bakken en potten op het terras of een balkon worden toegepast. Zorg wel voor een gaatje in de bodem van de pot zodat overtollig (giet)water kan wegvloeien. Geen gaatje? Gebruik dan eerst een laagje hydrokorrels en daarboven verse potgrond.
Land Art, of liever zoals de Nederlandse benaming: Landschapskunst, is als stroming in de beeldende kunst ontstaan in de jaren zestig van de vorige eeuw. De Amerikaan Michael McGillis is de tweede kunstenaar in de serie over Landschapkunst bij TuinenStruinen, eerder was er aandacht voor Charles Jencks (Gardens of Cosmic Speculations) met zijn Crawick Multiverse in Schotland.
McGillis is vanaf halverwege de jaren negentig actief in de Landschapskunst. Zijn organische kunstwerken waren te vinden in de bossen van Noord Amerika, Azië en Europa.
Hij behaalde zijn Bachelor of Fine Arts aan het Center for Creative Studies, Detroit, Michigan in 1989.
FLOW LINE.
Dit werk uit de Landschapskunst van Michael McGillis stamt uit het jaar 2007. De takken van Cornus zijn (gedeeltelijk) geverfd. Het kunstwerk heeft een lengte van 250 meter en maakte deel uit van: Horizons Rencontres 2007 in Puy de Chambourguet, Besse et-Saint-Anastaise, Auvergne, Frankrijk.
In de eerste jaren was Landschapskunst een kunstvorm waarbij men de menselijke aanwezigheid duidelijk wil uitdrukken en stellen dat de mens door de omgevingsverandering de natuur in bezit neemt. Een bekend kunstwerk in de Nederlandse Landschapskunst is dat van Marinus Boezem: De Groene Kathedraal (1987): ten oosten van Almere-Haven; 178 Italiaanse populieren geplant volgens de omtrek en pilaren van de kathedraal van Reims.
Vlakbij is dezelfde vorm uitgespaard in een bos, zodat de kathedraal in het landschap blijft nadat de 178 populieren zijn verdwenen.
De kunstwerken van Michael McGillis worden vervaardigd met uitsluitend natuurlijke materialen. Veel van zijn kunstwerken zijn daarom van tijdelijke aard aangezien zij door het vergaan van de materialen worden terug gegeven aan de natuur. Daarnaast maakt hij installaties en sculpturen die zijn te bewonderen in galerieën en musea wereldwijd.
WAKE.
Wake is een kunstwerk gemaakt in 2006 van hout en verf. Het is te vinden in het Franconia Sculpture Park,
Shafer, Minnesota.
Wake.CURVED RIDGE.
Curved Ridge gemaakt van hout en staal stamt uit 1998. Het kunstwerk in de bossen van Bloomfield Hills in de staat Michigan is in particulier bezit.
Veel van de zgn. rotsplanten kunnen ook worden gebruikt op andere plaatsen in de tuin. Ze passen bij uitstek in een graveltuin of in een kiezelbed, denk maar eens aan de graveltuin van de beroemde Beth Chatto in Engeland. Rots of alpieneplanten houden alle van een zonnige plaats. Hoewel deze planten worden aangeduid als Alpineplanten komen ze niet allemaal uit deze streek in Europa maar komen ook voor in vergelijkbare streken elders in de wereld.
Dianthus ‘Popstar’Veronica prostrata
De rotstuin komt van oorsprong uit China en Japan en is daar al eeuwen een begrip voordat deze tuinstijl in de achtiende eeuw ook in Europa bekendheid kreeg. Het waren Engelse ontdekkingsreizigers die de eerste rotsplanten meebrachten en daarbij ook een nieuwe tuinstijl introduceerde.
De rotstuin was in groot contrast met de westerse geometriche tuinaanleg van die tijd. De bedoeling van een rotstuin is alpenplanten de mogelijkheid te geven zich op een zo natuurlijk mogelijke wijze te laten ontwikkelen.
Een goed functionerende rotstuin maken is een kunst op zich. Zeker als je beseft dat de omstandigheden bij ons in de tuin het tegenovergestelde zijn van dat wat een rotstuin nodig heeft. Graag ga ik daar in een later bericht meer in detail op in.
Een kiezelbed is gruis van diverse fijnheden met brokstukken en daartussenin het wortelmedium, grond. Deze grond is normale tuinaarde, kei of leem, aangevuld met turfmolm. Het is onjuist te veronderstellen dat rotsplanten in schrale, arme grond zouden gedijen. De grond moet voedzaam zijn en kan dus ook voor een deel uit koemest bestaan. Het mengsel van grond, met brokstukken en kiezel moet goed water doorlaten, geen enkele rotsplant houdt van natte voeten. Er zijn ook rotsplanten die goed gedijen als zij worden omringd door een laagje grit.
Ook voor groendaken met een substraatlaag van >10 cm zijn deze planten goed geschikt.
In Nederland schreef architect John Bergmans in 1923 en 1924 twee boeken over rotsplanten in een kleine tuin. In deze tijd ontstonden de kleinere tuinen bij stadsvilla’s, deze tuinen vond men bij uitstek geschikt voor rotstuin, in ieder geval een gedeelte daarvan. Het was architect Fokker die wat minder enthousiast was over deze ontwikkeling:’Jan en alleman strooit tegenwoordig met brokken natuursteen , zet er wat plantjes tussen en spreekt dan trots van zijn rots.’ (Het Tuinboek Nederland, GJ.Deunk)